Verlossing wordt in het vroege jodendom primair gezien als een collectieve verlossing van onderdrukking en knechting door vreemde overheersers waaraan een einde zal worden gemaakt door de komst en het optreden van de messias. Het aardse vredesrijk dat de messias zal stichten is de opmaat naar de komende wereld (ha-‘olam ha-ba’).
Dikwijls is gepoogd het tijdstip van de verlossing te berekenen, maar de rabbijnen hebben zich hier meestal tegen verzet gezien de rampen die messiaanse bewegingen altijd over het joodse volk hadden afgeroepen. In rabbijnse optiek hangt de verlossing mede af van de individuele inzet van elke jood om volledig naar Gods geboden te leven.