is in het vroege jodendom meestal positief gewaardeerd, zulks in tegenstelling tot de toenemende ascetische neigingen in het vroege christendom. Ondanks de rabbijnse theorie dat de sexuele aandrift voortkomt uit de ‘kwade neiging’ (Aandrift), werd seksueel verkeer (mits binnen het huwelijk) over het algemeen positiever gewaardeerd dan in het christendom.
Het geloof in de opstanding van het lichaam is eveneens een uiting van de positieve kijk op lichamelijkheid en dit geloof leidde tevens al vroeg tot een verbod op sectie op lijken en lijkverbranding. Het lichaam werd veelal gezien als het instrument waarmee de mens Gods geboden kon vervullen.