Jodendom van A tot Z

Prof.dr. Pieter W. van der Horst (2006)

Gepubliceerd op 14-02-2024

Gebedsgebruiken

betekenis & definitie

Van vroegjoodse gebedsgebruiken weten we vrij weinig, zeker als het om de prerabbijnse periode gaat. Wel wordt zichtbaar dat zich dan bepaalde vormen gaan uitkristalliseren, zoals de beracha, de zegenbede die begint met baroech atta (gezegend zijt Gij), en het op vaste tijden van de dag bidden: het morgengebed (sjacharit), het middaggebed ten tijde van het offer (mincha, lett. ‘offer’), en het avondgebed (ma'ariv; later werden mincha en ma'ariv samengevoegd).

Het later centraal geworden Achttiengebed (Amida) is pas een rabbijnse creatie, al zijn daarvoor ook bouwstenen uit de prerabbijnse traditie gebruikt. Waarschijnlijk begint gaandeweg het gebed ook in de zich ontwikkelende synagogale eredienst een steeds centraler plaats in te nemen, al hebben we uit de oudheid geen enkele siddoer (synagogaal gebedenboek); het oudste gebedenboek dat we kennen stamt uit de 10de eeuw.In de late oudheid (vierde t/m zesde eeuw) worden de synagogale standaardgebeden aangevuld door hymnen en gebeden in poëtische vormen (Pijoet). Ook het gebruik van gebedsriemen (Tefillin) en gebedsmantels (Tallit) is al voor de eeuwen rond het begin van de jaartelling aantoonbaar. Er werd waarschijnlijk meestal gebeden met de handen uitgestrekt naar de hemel.

< >