FRANCISCUS WOUTER, een der beroemde Kunstschilders der naastvoorgaande Eeuwe, wierdt, in het voorste gedeelte van dezelve, indien niet reeds vroeger, te Lier, in Brabant, gebooren. Landschappen, of Bosschen, van een bekoorlijk lommer en aangenaame schaduwen afgewisseld, mogten met regt als de kragt van zijn Penseel worden aangemerkt.
Intusschen was zijn Penseel niet geheel zuiver van wellustigheid. Want, nu eens ziet men, in ’s Mans lommerrijke bosschen, eene naakte VENUS met haaren beminden ADONIS, elders minnekozerijen van Veldnimfen met geile Saters, dan wederom SIRINGA voor den bokpootigen PAN vlugtende. Grooten opgang, intusschen, maakten WOUTERS Schilderstukken, en wierden dezelve, door verloop des tijds, derwijze vermaard, dat zij hunnen Maaker de agting en gunst van Keizer FERDINAND DEN II deeden wegdraagen. Van hier dat hij, eenigen tijd, te Weenen, ten Keizerlijken Hove, doorbragt. In den Jaare 1637 deedt WOUTER eenen keer na Engeland, onder het gevolg van den Keizerlijken Afgezant, en vertoonde ’er insgelijks de gewrogten van zijn Kunstpenseel. Naa zijne Engelsche reize schijnt hij den dienst des Keizers te hebben verlaaten, om zich in zijne geboorteplaats met der woon neder te zetten.
Nogthans wierdt hij, eerlang, te raade, om zich na Antwerpen te begeeven. Hier overleedt hij in den Jaare 1659.Zie HOUBRAKEN.