KRYN WOUTERS. In allerlei beroepen, tot het waarneemen van welke lichaamssterkte wordt vereischt, heeft men, van tijd tot tijd, ingevoerd, eene menigte van handgreepen, welke gemak aanbrengen, en den tijd bekorten.
Door gewoonte zijn ons die handgreepen gemeenzaam geworden. Tot de eerste uitvinding klimmen wij zelden op met onze naadenkende opmerking. Van hier dat wij even zelden eenen inval hebben van de overgroote moeilijkheden, met welke wij, zonder die handgreepen, zouden hebben te worstelen. Geen beroep is ’er, bijkans, in de beschaafde zamenleving, op welke deeze aanmerking, in zeer veele opzigten, zich niet laat toepassen. Het zo nuttig beroep, in veelvuldige opzigten, van den Scheepvaart, verkiezen wij thans tot een voorbeeld aan te voeren. Ieder, die ooit een Schip, van aanmerkelijke grootte, zo van Koopvaardij als van Oorlog, met eenige opmerking heeft beschouwd, is niet onkundig, dat de Masten niet uit één stuk gemaakt zijn, maar uit twee, zomtijds meer stukken, zijn zamengesteld.
Daarenboven is ’t eene bekende zaak, hoe het behoud der schepen, wanneer zij, in Zee, van een zwaaren storm worden beloopen, dikmaals afhangt van de mogelijkheid om de Masten te kunnen verkorten, ten einde aldus de topzwaarte te verminderen, en de schepen gemaklijker te doen werken tegen de woede der golven. Welverdiend van het menschdom is daarom de man, en zijn naam der vereeuwiginge waardig, die de tegenwoordige gedaante en inrigting der Masten van groote Schepen ’t eerst heeft uitgevonden. Deeze was KRYN WOUTERSZ, gebooren te Enkhuizen, een Grootschipper, en kloek en kundig Zeeman. Hij leefde omtrent het Jaar 1575. Tot in het gemelde jaar, hoewel de groote Masten uit twee stukken waren zamengesteld, was het bovenste gedeelte aan het onderstuk, door middel van dunne touwen, rondom hetzelve gewoeld, zodanig verbonden, dat de geheele Mast, in die gedaante, altoos moest overeinde blijven. ’t Was KRYN WOUTERSZ, die het middel uitdagt, om de beide stukken zodanig te vereenigen, dat men, in gevalle van nood, het bovenstuk kon wegneemen, door hetzelve te laaten doorschieten, tot beneden op het Dek van het Schip.Zie G. BRANDT, Beschrijving van Enkhuizen.