Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Woudenberg (Huis)

betekenis & definitie

Het Huis te Woudenberg was, in overoude tijden, een aanzienlijk Kasteel; het stondt in het Dorp van dien naam, een weinig ten Westen van de Kerk. Nog lang heeft men, in de brokken van muuren en Torens, daar van eenige overblijfsels gezien; doch dezelven zijn, reeds zedert een goed getal jaaren, opgeruimd en weggenomen.

Het Kasteel wierdt gebouwd, in den Jaare 1313, door JAN, den Tweeden van dien naam, zesden Heer van Kuilenburg. Hij gaf het ten geschenke aan zijnen Zoone, insgelijks JAN genaamd, die, vervolgens, naar zijnen eigendom, zich JAN VAN WOUDENBERG deedt noemen. Niet lang, intusschen, bleef hij eigenaar van het Slot; hij verkogt het, in den Jaare 1352, aan zijnen Neeve, Heer GYSBERT VAN ABKOUDE. Deeze handel was de grond van een onnatuurlijken, zeer hevigen twist. Heer JAN VAN WOUDENBERG, naamelijk, hadt eenen Zoon, wien zijns Vaders bedrijf grootlijks mishaagde. Trotsch van aart, en, daarenboven, door zijnen Neef, JAN VAN KUILENBORG, zijnde opgestookt, verzamelde hij, heimelijk, eenige manschap, overviel daar mede, in zekeren nacht, de Sterkte, maakte 'er zich meester van, en leide rondom dezelve nieuwe Versterkingen aan. In zijn oogmerk, evenwel, om hier mede zijns Vaders verkoop te vernietigen, wierdt hij te leur gesteld.

Want GYSBREGT VAN ABKOUDE, met reden misnoegt over dit ontzetten van zijnen eigendom, en, om in zijn regt hersteld te worden, den weg der minzaamheid vrugtloos beproeft hebbende, bragt zijnen klagten te Utrecht ten Bisschoplijken Hove, en verzogt JAN VAN ARKEL om zijnen veelvermogenden bijstand. De Kerkvoogd, aan dit verzoek, het oor leenende, deedt, in den Jaare 1353, eene sterke magt tegen het Kasteel optrekken, en voorts naar de wijze van oorlogvoeren van dien tijd, dezelve met allerlei stormtuig beschieten. Naa een beleg van zeventien weeken, geduurende welke de belegerden veelerhande moeielijkheden hadden doorgestaan, moesten zij, door gebrek aan leevensmiddelen geperst, zich overgeeven. De bezettelingen gaven zich krijgsgevangen, en wierden niet ontslagen, zonder alvoorens, tot Losgeld, de penningen, welke Heer GYSBREGT VAN ABKOUDE voor het Slot hadt betaald, te hebben te rug gegeeven. De Bisschop deedt vervolgens het Kasteel sloopen, ’t welk, zedert, niet wederom is opgebouwd. Dit niettegenstaande bleeven aan de puinhoopen nog eenige voorregten verknogt.

Langen tijd genoot het Geslagt VAN RENESSE de vrugten dier voorregten. GERRIT VAN RENESSE wierdt, op den derden December des Jaars 1460, met het Gestigt, zodanig als het was, beleend. Niet vroeger dan naa een tijdverloop van ruim twee Eeuwen kwam Woudenberg in een ander Geslagt, naameiijk dat VAN NASSAU; HENDRIK VAN NASSAU, Heer van Ouwerkerk, Veldmaarschalk van den Staat der Vereenigde Nederlanden, wierdt, uit hoofde van hetzelve, in den Jaare 1674, ter Vergaderinge van de Staaten des Landschaps van Utrecht, wegens het Lid der Ridderschap beschreeven; niettegenstaande Woudenberg, voor zo veel ons bekend is, nimmer door de Staaten van Utrecht voor eene Riddermaatlge Hofstad is erkend geworden. De Zoon van HENDRIK VAN NASSAU, KORNELIS, Graaf van Nassau, aan wien het Slot, door zijnen Vader, was afgestaan, heeft, zedert, den titel VAN NASSAU WOUDENBERG aangenomen, en vervolgens dien zelfden titel op zijne naazaaten doen overgaan.Zie BUCHELIUS ad HEDAM; Utrechtsch Placaatboek; S. VAN LEEUWEN, Batavia Illustrata.

< >