eene Grietenij in Friesland, onder het Kwartier van Oostergo, in rang de negende onder de Grietenijen van dat Distrikt. Omtrent den oorsprong der benaaminge is men het niet eens, gelijk het veelal gaat, ten aanzien der benaamingen van landen en plaatzen, welke reeds van overoude tijden bekend geweest zijn.
Toen de Turfgraaverij nog niet bekend was, immers niet zo algemeen als heden ten dage in zwang ging, vondt men, in het Noordlijk en Oostlijk gedeelte der Grietenije, veele hooge moerassige Veengronden. De landen, daarentegen, aan den West- en Zuidkant, waren, veelal, laag. Dit hadt ten gevolge, dat dezelve, door het afloopende Veenwater, meestal dras lagen, en dus, even min als de niet ontgonnene Veenen, van weinig of geen nut waren. Sints den tijd dat men, ook in deezen oord, zich op het turfgraaven heeft toegeleid, heeft de Grietenij eene veel gunstiger gedaante aangenomen. Door het afgraaven der hooge Veengronden, en aan het water een geregelden loop te geeven, heeft men niet slegts van de verzending van den Turf aanmerkelijke voordeelen getrokken, maar ook de laage gronden in voortreffelijke Bouw- en Weilanden veranderd. Het land, intusschen, is ’er niet zeer zwaar; van hier dat men ’er genoegzaam geen ander Graan, dan Rogge, Haver en Boekweit plant. Ook wordt ’er nog heden ten dage, ginds en elders in de Grietenij, Turf gegraaven. Vischrijke wateren zijn ’er vrij talrijk. Ook wordt er veel hout geplant, waarom de Rijdwegen, langs en onder den lommer van het Geboomte, hier zeer vermaaklijk zijn. Geduurende de oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, was Smallingerland een hoofdtooneel der vernielende burgertwisten. Zeven Dorpen telt men in deeze Grietenij: Oudega, Nijega, Opeinde, Noorderdrachten, Zuiderdrachten, Kortehem en Bornbergum. Behalven de Hervormden, vindt men ook hier een goed getal Doopsgezinden.