Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Mieris

betekenis & definitie

FRANS VAN MIERIS, even als de naastvoorgaande, een zeer vermaard Schilder, wierdt gebooren te Leiden, op den 16 April des Jaars 1635. Zijn Vader, JAN BASTIAANSZOON VAN MIERIS, en Goudsmid en Juwelier, hadt ten oogmerke, om deezen Zoon tot zijn eigen bedrijf op te Leiden. De vroege blijken eener ingeschapene Natuurdrift verijdelde dit Plan. In plaats van zich te bemoeien met de onderrigtingen, hem mede-gedeeld, beschilderde hij de wanden van zijns Vader Werkplaatze met beesten en beelden. De fraaie behandeling trok wel haast de opmerking van des kundigen, onder andere van den beroemden Glasschrijver WILLEM VAN HEEMSKERK. 't Was inzonderheid op diens raad, dat de oude VAN MIERIS van plan veranderde met opzigt tot zijnen Zoon, en deezen opdroeg aan het onderwijs van den Glasschilder en Tekenaar ABRAHAM TORENVLIET. Naa deezen wierdt de groote GERRIT DOUW zijn Leermeester. Reuzenstappen deedt hij onder 't oog en onderwijs diens onsterflijken Kunstenaars, die hem dikmaals plagt te noemen den Prins zijner Leerlingen. Naa zich, geruimen tijd, in dit School, in het tekenen te hebben geoeffend, ging hij over in dat van den kunstigen ADRIAAN VAN DEN TEMPEL, om zijn kloek Penceel en natuurlijk Coloriet, onder de eerste Meesters gerekend. Naderhand, egter, keerde hij weder tot den naastvoorgenden Meester, voornamelijk om denzelven de kunst eener naauwkeurige naabootzinge van leevende en Ieevenlooze voorwerpen af te zien. De groote vorderingen, welke hij ook hier in maakte, bewogen zijne vrienden hem aan te raaden, om zijnen Meester te verlaaten, en zijne eigen zaaken te beginnen, met belofte van alle de voortbrengzelen van zijn Penceel te zullen koopen. VAN MIERIS, het oor leenende aan deezen raad, begon nu wel haast alomme bekend te worden: inzonderheid, zints Aartshertog LEOPOLD VAN OOSTENRIJK zo veel behaagens in 's Mans kunstbehandeling vondt, dat hij voor een stukje duizend Guldens betaald, en den Maaker na Weenen zogt te lokken, door de toezegging van een jaargeld van duizend Rijksdaalders; die, egter, beleefdelijk wierdt van de hand geweezen.

't Bleek nu wel haast, dat de Landzaaten de gewrogten der edele Schilderkunst op prijs wisten te schatten. De Heer KORNELIS PAATS, Burgemeester van Leiden, gaf daar van een spreekend voorbeeld. Deeze, zelve een kunstkenner, en leerling van MIERIS, wierdt eigenaar van een Kabinestukje, 't welk, lang in 's Mans geslagt bewaard, thans berust in de vermaarde Verzameling van den Keurvorst van den Palts te Dusseldorp. Het verbeeld eene jonge Juffer, in flaauwte gevallen, nevens eenen Geneesheer, en eene schreiende oude Vrouw. Zo lang VAN MIERIS aan dit Kunststuk arbeidde, trok hij ieder uur een Dukaat. Het Tafereel kwam alzo den Heere PAATS te staan op ruim vijftienhonderd Guldens; uit wiens handen de Groothertog van Toskanen het naderhand zogt te breeken, door de uitlooving van een winst van evengelijke somme.

En, inderdaad, in hooge agting moet de Leidensche Kunstenaar bij den Groothertog gestaan hebben. Want als deeze zich in Holland bevondt, deedt hij VAN MIERIS de eere van een bezoek, en kogt van hem, voor duizend Rijksdaalders, een schilderijtje, verbeeldende een gezelschap van Heeren en Juffers. Op twee onderscheidene wijzen, de eene in 't klein, de andere in’t groot, schilderde, daarenboven, VAN MIERIS des Groothertogs afbeelding. De roem, door dit alles behaald, wierdt eindelijk bezoedeld door de schandelijke en heillooze ondeugd van dronkenschap, van welke hij een slaaf wierdt. De gemeenzaame verkeering met zijnen Kunstbroeder, den berugten JAN STEEN, schijnt inzonderheid hem daar toe vervoerd te hebben. Spoediger, dan veelligt anderzins zoude gebeurd zijn, kwam hij hier door aan zijn einde, in den jaare 1681, het zesenveertigste zijns ouderdoms. Hij liet twee Zoonen naa, JOANNES en WILLEM. De eerste, om zich in de kunst te volmaaken, na Rome gezeid, overleedt aldaar in den ouderdom van dertig jaaren. De andere heeft, met veel roems en toejuichinge, de kunst geoeffend in zijne geboortestad, tot eenen merkelijk gevorderden leeftijd.

< >