Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

MARSSUM

betekenis & definitie

een Friesch Dorp, in de Grietenij Menaldumadeel, in het Kwartier Westergo. Het Dorp is tamelijk groot, en zeer vermaaklijk gelegen aan den Ouden Zeedijk, thans diep binnenslands en den gewoonen Rijweg na Leeuwarden, uit verscheiden omliggende plaatzen.

Onderhoorig aan het Dorp is Ritzumabuuren, aan den Vaart van Franeker op Leeuwarden, over welken aldaar een houten brug legt, Ritzumazijl genaamd, die eertijds, toen de Zee veel dieper landwaarts schoot, tot eene waterkeeringe diende. Noordwaarts van het Dorp plagt het Vrouwenklooster Franjum te leggen, van de Benediktijner Orde. Verscheiden adelijke Staten behoorden eertijds onder dit Dorp, eenige van welke nog in weezen zijn; onder andere Heringastate, hoewel, zedert eenen reeks van jaaren, in een Gasthuis veranderd, door de milddaadigheid van eenen Advokaat, met naame POPTA. Deeze, met pleitbezorgingen en andere werkzaamheden, tot zijn beroep behoorende, groote schatten hebbende bij een verzameld, deedt, op den grond dier State, een Gasthuis bouwen, waarin ruim twintig Vrouwspersoonen niet slegts vrije inwooning, maar nog verscheiden andere voordeelen genieten, voortspruitende uit de inkomsten van eenige Boerderijen, door den Stigter insgelijks aan het Gebouw bij Uitersten Wille besproken. Een fraai huis, staande naast het Gasthuis, en van eene ruime Hovinge voorzien, dient ter Vergaderplaatze, en zomtijds ook tot uitspanninge voor de Heere Regenten. Marssum draagt met negenendertig Stemmen in de zaaken der Grietenije.Zie WINSEMIUS, SCHOTANUS en Tegenw. Staat van Friesland.



MARTENA, DOEKE

DOEKE MARTENA, een Edele Fries, hoewel hij zijne hand niet hadt gerekend onder het Verbond der Edelen, in den Jaare 1565, was, nogthans, de zaak der Vrijheid zeer ijverig toegedaan, De edele mannen SICCO BOTNIA, TIETE HETTINGA, SJERP GALAMA, PIETER CAMMINGA, AUGUSTINUS SCHELTEMA, WYBE GROVESTINS, SIKKE TJESSENS en andere waren zijne medestanders. Prins WILLEM VAN ORANJE, van ’s Mans sterken arm verwittigd, zondt hem eenen Lastbrief, naa het bemagtigen van den Briele door de Watergeuzen, om zich van eerige sterke plaatzen, met naame van Leeuwarden, te verzekeren. Doch hier omtrent slaagde hij ongelukkig, hoewel hij elders geene vrugtlooze poogingen aattwendde. In den Jaare 1579 wierdt, nevens anderen, de vroome Edelman, door zijne Doorluchtigheid te werk gesteld, om de nadere Verbintenis van Utrecht ook in Friesland te doen aanneemen.

Zie WINSEMIUS, SCHOTANUS, enz.

< >