Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

LODEWYK VAN BEYEREN

betekenis & definitie

Keizer, Zoon van LODEWYK den Gestrengen, Hertog van Opper-Beijeren, en, door zijne Moeder, Kleinzoon van Keizer RUDOLF VAN HABSBURG, gebooren in den Jaare 1286, en naaderhand gehuwd aan MARGARETA, dogter van WILLEM DEN III, Graave van Holland. ’s Vorsten uitlandsche bemoeijingen niet tot ons Plan behoorende, zullen wij van zijne bedrijven slegts zo veel melden, als met onze Vaderlandsche Geschiedenissen in verband staat. In een zwaaren twist wierdt Keizer LODEWYK gewikkeld met Pause JAN DEN XXII.

Niet slegts weigerde deeze, hem voor Roomsen Koning te erkennen, maar verklaarde hem van het Rijk vervallen te zijn, met nevensgaande bedreigen van den Kerklijken Ban. Van den schrik, welke hem in ’t eerst beving, bekwam hij door eene belofte van onderstand, hem gedaan door zijnen Schoonvader Graaf WILLEM, en deszelfs sterke aanspooringen tot eenen togt na Italië. In ’t begin van den Jaare 1328 bevondt hij zich te Rome, en wierdt ’er, nevens zijne Gemaalinne, Keizerinne MARGARETA, staatelijk gekroond. Naa zijne wederkomst uit Italië betoonde hij zijne dankerkentenis, voor betoonde hulp, aan zijnen Schoonvader. Meer dan eens hadt Graaf WILLEM overhoop gelegen met de Friezen, wien hij zijn juk op den hals zogt te leggen. In den Jaare 1328 sloot hij met hun een Verdrag, bij ’t welk den Graave het aanstellen van zommige Regenten wierdt opgedraagen. Om kragt te geeven aan dit Verdrag, met Keizer LODEWYK Opene Brieven uitgaan, inhoudende een bevel aan de Grietmannen, Raaden en Gemeenten des Lands van Friesland, Oostergo en Westergo, om Graaf WILLEM voor hunnen Heer te ontvangen. Een blijk van verknogtheid aan zijnen Schoonbroeder WILLEM DEN

IV, en tevens van bemoeijinge met de zaaken deezes Lands, vertoont een Brief, geschreeven aan die van Haarlem, waar in hij dezelven beveelt, een zeker aantal van gewapende Mannen op de been te brengen, en dezelve te doen optrekken, in het Leger van Graave WILLEM van Holland, tegen PHILIPS van Frankrijk, met welken de Keizer thans geschil hadt. Zints het overlijden van straks gemelden Graave WILLEM DEN IV, zonder kinderen gestorven, kwam het Graaflijk bewind op deazelfs oudste Zuster MARGARETA, Gemaalinne van Keizer LODEWYK; niet evenwel zonder ’s Keizers kragtdaadige medewerking, alzo de rijke erfenis, door mededingers, aan de Keizerinne betwist wierdt. Nogthans deedt hij afstand van allen aandeel in ’t bewind, gebiedende aan de Edelen en Steden, om Vrouwe MARGARETA voor wettige Landsvrouwe te erkennen, en tevens beloovende, Holland, Zeeland en Friesland, buiten goedvinden zijner Gemaalinne, niet te zullen vervreemden, of aan iemand buiten haar ter leen opdraagen. Keizer LODEWYK overleedt op den elfden October des Jaars 1347. Eene Beroerte, van welke hij, onder het jaagen, bevangen wierdt, rukte hem onverhoeds uit het leeven.

< >