Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

LEUWENHOEK, ANTHONI VAN

betekenis & definitie

ANTHONI VAN LEUWENHOEK, een der grootste Natuurkundigen zijner Eeuwe, wierdt te Delft, uit een niet onaanzienlijk geslagt, gebooren, op den vierentwintigsten October des Jaars 1632. Zijne uitvindingen van ontelbaare verborgenheden der Natuure, tot dien tijd toe, nog onbekend, waren zo menigvuldig en verbaazende, en maakte zijne vermaardheid daar door, in alle Gewesten, zo veel opgangs, dat de Koninklijke Maatschappij te Londen, om haare ontdekkingen verder der voort te zetten, hem tot een haarer Leden verkoos.

Dewijl zijne zucht hem bovenal aanspoorde om de Werken der Natuur in het klein te beschouwen, viel hij hier door eigenaartig op het slijpen van Vergrootglazen, welke hij tot eens ieders verwouderinge vervaardigde. In zijne Geboortestad bekleedde hij den post van Kamerbewaarder van Heeren Schepenen. Om zijne klimmende jaaren, en opdat hij te meer ledigen tijds zoude hebben, tot het voortzetten van zijne geliefde naspooringen, verkreeg hij eerlang ontslag van ’t waarneemen zijner bedieninge, met behoud, nogthans, van zijne Jaarwedde. In den hoogen ouderdom van bijkans eenennegentig jaaren overleedt LEUWENHOEK, op den zesentwintigsten Augustus des Jaars 1723. ’s Jaars vóór zijnen dood, zijn ’s Mans Schriften te Leiden gedrukt. Zij bestaan in Brieven, in ’t Latijn geschreeven, aan de Londensche Maatschappij en verscheiden geleerde Mannen, in verschillende Gewesten van Europa.

< >