Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

LEK, RIVIER de

betekenis & definitie

Rivier de Lek[/i], bij veelen aangemerkt als een gegraaven Arm van den Rhijn, neemt althans daar uit haaren oorsprong, en voert reeds dien naam beneden Wijk bij Duurstede. Van hier stroomt zij tusschen de Provincie Utrecht en het Graafschap Kuilenburg, beneden het Land van Vianen, en laager voorbij Schoonhoven, tusschen de Krimpener- en Alblasserwaarden, tot dat zij, bij Krimpen, in de Merwe valt. Da gemeenschap van de Waal met den Rhijn, bij Schenkenschans, heeft, door de doorbraak van den Ouden Wiel, het water van den Rhijn? en dus ook van de Lek, vóór het graaven van het Pandersche Kanaal, weleer zo sterk afgetrokken, dat zij genoegzaam buiten staat was, om aan de Beneden-Rivier van de Merwe en de Nieuwe Maaze eenig water toe te voeren.

Met paerden en wagens konde, op zommige plaatzen, die Rivier bereeden worden. Ongelijk is de gedaante van de Lek, en bovenwaarts merkelijk wijder dan beneden. Van hier dat, bij eene hooge Rivier, de Engten het Bovenwater niet kunnen verzwelgen; en dat bij Vreeswijk, zomtijds, het water tien voeten boven het gemeene Peil tekent, wanneer het bij Krimpen slegts drie of vier voeten is gereezen. Wijders ontstaat hier uit menigmaalen het zetten van Ysdammen; waar door wel eens verderflijke Overstroomingen der nabuurige Landen voorvallen.

< >