Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HEUKELUM

betekenis & definitie

HEUKELUM, EENE Kleine Stad, in de Heerlijkheid van dien naam, op de uiterste grenzen der Provincie Holland, aan de rivier de Linge, welke langs haare muuren stroomt. Zij is van eene langwerpig vierkante gedaante, en van merkelijke uitgestrektheid, naar gelange van het getal der Huizen; volgens de laatste opgave bedroegen deeze slegts honderddertien.

Niet vreemd is ’t, derhalven, dat Heukelum, van ’t welk eertijds Leden ter Dagvaart plagten te verschijnen, al van voor lange geene Afgevaardigden derwaarts zendt. Indien ’t waarheid zij, dat het aloude Herculim het tegenwoordige Heukelum is, zou de Plaats al vóór het einde der Achtste Eeuwe in weezen moeten geweest hebben. Lang heeft de Stad nevens de Heerlijkheid behoord aan het doorluchtig Geslagt VAN ARKEL. BIJ DE omwentelingen van zaaken, van tijd tot tijd hier te Lande voorgevallen, is ’t een en ander eindelijk aan Holland gekoomen. Weinig aanziens bezit tegenwoordig het Steedtje. Uit de overblijfzels van het Kasteel, pas buiten de Poorten gelegen, is af te leiden, dat het voormaal eene aanzienlijke Sterkte geweest is.

Het Stadhuis is te gering, om ’er melding van te maaken. De Hervormde Gemeente, die ’er eene groote en ruime Kerk heeft, wordt door éénen Leeraar bediend. De Regeering bestaat uit den Drossaard, twee Burgemeesters en zeven Schepenen.

< >