GERARD ARNOUD HASSELAAR, BETER Bekend, dan eenige andere van dit aanzienlijk geslagts, zo omdat hij onzen tijd beleefd heeft, als om zijne veelvuldige bemoeijingen met ’s Lands zaaken, is deeze voortreffelijke Staatsman. In zijne jeugd hadt hij zich vlijtig toegeleid op het verzamelen van zulke kundigheden, als hem, in ‘t vervolg, zouden van dienst zijn, in de gewigtige posten, tot welke hij, uit hoofde zijner afkomste, eerlang zou geroepen worden.
In den jaare 1739 wierdt hij tot Raad verkoozen, en bekleedde, in de Jaaren 1745 en 1746, de waardigheid van Schepen. Toen, in den jaare 1748, tusschen de Oorlogvoerende Mogendheden, eene Bijeenkomst was beleid, om de loopende geschillen bij te leggen, viel, onder andere, op den Heere HASSELAAR DE KEUZe, om, van wegen de Provincie Holland, en als Afgevaardigde van dat Gewest, te verschijnen op de Vredehandeling te Aken. Zo veel als eenige andere der Staatsche Gemagtigden, hadt hij deel aan ’t geen hier geraadpleegd wierdt. Zelf wil men, dat de Heer HASSELAAR ZWAARIGheid zou gemaakt hebben, terwijl de overigen daar toe gezind waren, in het tekenen van de voorafgaande punten, omdat hij dezelve als nadeeliger beschouwde, dan het Ontwerp, te Breda, voorheen op het papier gebragt. Het gezigt van de nadeelen, welke zijne aanhoudende weigering zou medevoeren, haalde hem ten langen laatste over. Geduurende zijn verblijf te Aken, gebeurde de buitengewoone verandering der Regeeringe, in zijne geboortestad, door zijne Hoogheid, en wierdt de Heer HASSELAAR, BIJ DIe gelegenheid, tot Burgemeester aangesteld. Men heeft opgemerkt, dat terwijl hier van kennis wierdt gegeeven aan de Gemeente, bij het noemen van de naamen der drie overige Burgemeesteren, een algemeen Hoezee opging, doch dat de menigte zweeg, op het hooren afleezen van den naam van HASSELAAR; ’T ZIJ omdat deeze minder aangenaam was bij het Volk, of, misschien, omdat hij geoordeeld wierdt, den Heere Erfstadhouder niet genoeg te zijn toegedaan.
Zedert benoemde hem zijne Hoogheid Prins WILLEM DE IV TOT zijnen Representant in de Admiraliteits-Kollegien in Holland; in welke hoedanigheid de Heer HASSELAAR INSGELIjks ’s Prinisen persoon, als Admiraal-Generaal, vertegenwoordigde, bij de plegtige Begraafenisse van den Heere HENRIK GRAVE, LUITENAnt Admiraal van Holland. In pragtig gewaat gedoscht, en gezeeten in eene Koets, met zes paerden bespannen, volgde hij onmiddelijk agter het Lijk. Verscheiden maalen heeft, zedert, de Heer HASSELAAR DE BURGemeesterlijke waardigheid bekleed, als in de Jaaren 1751, 1752, 1755, 1756, 1758, 1759, I761, 1762, 1764 en 1765. Hij overleedt zonder kinderen. — Terwijl ik dit schrijve, bekleedt één Lid van dit Geslagt de waardigheid van Burgemeester, en een ander den post van Sekretaris deezer Stad.