Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HARTZOEKER, NIKOLAAS

betekenis & definitie

NIKOLAAS HARTZOEKER, ZOON VAN CHRISTIAAN HARTZOEKER, LEERAAR onder de Remonstranten, en van ANNA VAN DER MEY, WIERDT gebooren te Gouda, op den zesentwintigsten Maart des Jaars 1656. Door zijnen Vader tot het Leeraarampt verordend, wierdt dit oogmerk verijdeld, door ’s Jongelings overheerschende neiging tot de Wiskunde en daar mede vermaagschapte kundigheden; deeze ging zo verre, dat hij zich de gewoone vermaaken der Jeugd ontzeide, en eenige penningen verzameld hebbende, zich daar voor in stilte deedt onderwijzen door een bekwaamen Leermeester. Om de kleinheid der bespaarde somme, verdubbelde hij zijnen vlijt, en werkte geheele nachten, terwijl men meende dat hij te bedde lag.

Op zekeren tijd, al speelende, een glazen draad in de vlamme van eene kaars houdende, en dien, in het uiteinde, tot een rond bolletje ziende zamenloopen, ’t welk de voorwerpen, welke hij daar door heenen zag, merkelijk vergrootte, kwam hij daar door ’t eerst op het denkbeeld om kleine voorwerpen meer zigtbaar voor het oog te maaken. Hoewel de vermaarde LEEUWENHOEK ’ER DOOrgaans voor gehouden wordt, meenen, egter, anderen dat hij de eerste ontdekking heeft gedaan van de kleine diertjes, die in het mannelijk zaad schijnen te zwemmen, en door zommigen geoordeeld worden bestemd te zijn om zich uit te storten in de Baarmoeder, en aldaar tot leevende schepzelen zich te ontwikkelen.Op zijn achttiende jaar zondt zijn Vader, die thans van oogmerk scheen te zijn veranderd, hem na Leiden, om zich op de Wijsbegeerste en Ontleedkunde toe te leggen. Drie jaaren aan het Hoogeschool hebbende doorgebragt, vertrok hij na Amsterdam, en hervatte aldaar zijne Mikroskoopische waarneemingen, zints eenigen tijd afgebrooken. Deeze bragten hem in kennis met den vermaarden CHRISTIAAN HUIGENS, DIE HEm niet alleen bevorderlijk was in zijn oogmerk, tot het doen eener reize na Frankrijk, maar hem ook onder zijn gevolg nam, toen hij, in den Jaare 1678, derwaarts trok.

Naa een jaar toevens te Parijs, keerde HARTZOEKER TERUG na ’t Vaderland, doch bleef ’er weinig langer, dan noodig was om een huwelijk aan te gaan; hij nam daarop de wederreize aan na Frankrijk, daar zijne jonge Vrouw zo veel genoegen vondt, dat zij, eenige weinige jaaren naa hunne huwelijksvoltrekking, naamelijk in den Jaare 1684, andermaal derwaarts toogen, en te Parijs twaalf jaaren doorbragten. Een gedeelte diens tijdverloops besteedde hij aan het vervaardigen van Glazen voor Verrekijkers, daar toe aangemoedigd door den lof, van den vermaarden CASSINI HEM GEGeeven. Onder andere vervaardigde hij een Glas, ’t welk zeshonderd voeten Brandpunt hadt. De bedreevenheid, welke hij hier door, meer en meer, verzamelde, bragt hem op het denkbeeld tot het schrijven van zijne Proeve over de Doorzigtkunde, welke hij, in den Jaare 1694, in de Fransche Taale, in ’t licht gaf. Dit hielp hem aan kennis met verscheiden aanzienlijke Geleerden van dien tijd, onder andere den vermaarden Vader MALEBRANCHE EN DEN Markgraave DE L’HOPITAL. AAN HUnnen raad, nogthans, om zich op de beoeffening der verhevener Wiskunde toe te leggen, wilde hij het oor niet leenen, alzo hij zich geheel en al overgaf aan de Natuurkunde, voor welke hij dezelve minder dienstig schatte.

In den Jaare 1696 zijne Beginzels der Natuurkunde hebbende uitgegeeven, nam hij met de zijnen de reize aan na Holland, daartoe, volgens ’t schrijven van den Heere BAILE, GENOOPt, door de duurte der leevenswijze te Parijs, en het gebrekkig betaalen eener Jaarwedde, welke hem aldaar was toegeleid. Hij nam zijn verblijf te Rotterdam, alwaar hij welhaast de tijding bekwam, dat hij tot Buitenlandsch Lid der Koninklijke Akademie was aangenomen. Diergelijk eene eer deedt hem ook de Koninklijke Sociëteit te Berlijn.

Op aanprijzing der Amsterdamsche Regeeringe onderwees vervolgens HARTZOEKER DEN WIjsgeer Czaar PETER DEN I, STAANde deszelfs verblijf in die Stad. Om zijn verblijf te Amsterdam aangenaam en nuttig te maaken, deeden de Heeren voor hem een klein Observatorium oprichten, alwaar, zo wel als ten zijnen Huize, de Landgraaf VAN HESSEN HEM MEEr dan eens kwam bezoeken. ’t Een en ander deedt hem bekend worden bij den Keurvorst van den Paltz, die, naa lang aanzoeken, hem ten zijnen Hove lokte, met den tijtel van Eersten Mathematicus en Professor Honorarius aan de Universiteit te Heidelberg. Hier leefde hij, geruimen tijd, volkomen naar zijnen zin, alzo de Keurvorst niet slegts de Geleerden hoogschatte, maar ook meer dan gemeene kundigheden bezat. Zelf was HARTZOEKER EDELMOEdig genoeg om te erkennen, dat hij, aan zommige aanmerkingen van den Keurvorst, zeer veel lichts was verschuldigd, ter ophelderinge van zijne denkbeelden, of ter weeringe van dwaalingen welke hij tot nog toe hadt aangekleefd. Onder andere bragt hem de Keurvorst aan ’t wankelen, omtrent zijn begrip wegens het Vormvermogen, of de zogenaamde Anima Plastica, welke bij de Dieren zoude plaats hebben. De hoogagting, welke hij, door ’t een en ander, voor zijne Doorluchtigheid opvatte, was oorzaak dat hij aan dezelve opdroeg zijne Verzameling van Verhandelingen en Redevoeringen, welke hij, in de Jaaren 1707 en 1708, in ’t licht gaf, onder den tijtel van Conjectures Physiques, of Natuurkundige Gissingen.

Op zijne reizen, welke HARTZOEKER, TER BEvorderinge van kundigheden, nu en dan, door Duitschland deedt, geraakte hij in kennis met den Keurvorst van Hanover, naderhand Koning van Engeland, en deszelfs verstandige Gemaalinne. Op verzoek van zijnen Weldoener vervaardigde onze Wijsgeer eenen Brandspiegel van ruim drie voeten Middellijns, en zo zwaar, dat twee Mannen werks genoeg hadden om dien te draagen. Ondanks de twijfelingen, onlangs bij hem verwekt, raakende de Vormende of Plastische ziel, kwam hij, met dit gevoelen, van nieuws, ter baane, in den Jaare 1710, in zijne Ophelderingen omtrent de Natuurkundige Gissingen, waar in hij dit gevoelen niet alleen staande houdt, en aan Menschen en Dieren zulk een vermogen toeschrijft, ’t welk met kennis en onderscheiding werkt, maar ook in de Hemelsche Lichaamen iet diergelijks onderstelt, als derzelver loop en beweegingen bestuurende.

In den Jaare 1716 storf de Keurvorst. Dit bewoog den Landgraaf VAN HESSEN OM HARTZOEKER TEN ZIJnen Hove te verzoeken. Hij wees dit aanzoek van de hand, en bleef bij de Keurvorstinne Weduwe, tot op derzelver overlijden; waar naa hij, met zijn Gezin, zich na Utrecht met der woon begaf. Hier gaf hij, in den Jaare 1722, in ’t licht, zijne Verzameling van verscheiden Stukken de Natuurkunde betreffende; waar in hij, tot elks verwondering, het stelzel van den grooten NEWTON AANTAStte; als mede van den vermaarden DE MAIRAN. OOK HIeldt hij, zedert, eenen pennestrijd met de Heeren Huigens, Bernouilli en Leibnitz. Geduurende zijn verblijf te Utrecht vervaardigde hij een vollediger Zamenstelzel van Natuurkunde, dan zijne overige Werken bevatteden.

Eindelijk storf hij, onder het vervaardigen van eene Verdeediging wegens zijne te strenge behandeling, welke zommigen hem te laste leiden, van de koninklijke Akademie der Weetenschappen. Zijn dood viel voor op den tienden December des Jaars 1725, in het zeventigste jaar zijns ouderdoms.

< >