Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HARDERWYK

betekenis & definitie

HARDERWYK, DE TWEEde Stad, in rang, onder de Geldersche Steden, in het Kwartier van de Veluwe, ten Noorden en ten Westen aan de Zuiderzee gelegen, acht uuren gaans van de hoofdstad des Kwartiers, Arnhem, en omtrent zo verre van de Stad Zutfen. De naam der Stad, welke, in dat geval, Hierderwijk zou moeten gespeld warden, zou, volgens zommigen, afkomstig zijn van de buurschap Hierden, niet verre van daar gelegen. Anderen meenen dat de grond, op welken thans de Stad legt, den Harderen tot eene wijk of verblijf zou gediend, en de tegenwoordige benaaming der Stad daar van haaren oorsprong ontleend hebben.

Doch hier, gelijk het gaat omtrent den Naamsoorsprong van veele Steden, loopt alles uit op gissen.Al vroeg, in de dertiende Eeuwe, schijnt Harderwijk tot eene Stad te zijn verheven. In eenen Brief van Graave OTTO DEN III, VAN Den Jaare 1231, wordt van de Stad en Burgers van Harderwijk gesproken. Vijftig jaaren laater dreeven de inwooners dier Stad sterken handel op de Elve. Ook tradt zij, zedert, in het Hanze-Verbond. Veel leedt de Stad, in de oorlogen, tusschen de Gelderschen en Hollanders, doch nog meer door een zwaaren brand, die haar, in den jaare 1503, bijkans geheel in koolen leide. Eene gevaarlijke oneenigheid, in den Jaare 1518, tusschen den Raad en de Gemeente ontstaan, wierdt bijgeleid door Hertog KAREL. IN DEN Jaare 1543 nam de Stad Keizer KAREL DEN V VOOR Landheer aan, doch koos, ruim veertig jaaren laater, de Staatsche zijde.

De Franschen maakten ’er zich meester van, in den jaare 1672, doch verlieten dezelve in het volgende jaar, naa ’er slegt te hebben huis gehouden. Ter gelegenheid van een geschil, over de verandering in de Regeering, ontstondt aldaar, in den Jaare 1704, eene zeer gevaarlijke opschudding, die van zelve dood bloedde. Aan de opschuddingen, geduurende de Staatsgeschillen, in de jongstverloopene jaaren, heeft, insgelijks, de Stad rijklijk haar aandeel gehad.

Aan den Land- of Veluwenkant der Stad lagen voormaals vijf Bolwerken. Aan de zijde der Zuiderzee ziet men nog een Blokhuis en een Rondeel, nevens twee Steenen Beeren, als eene borstweering tegen het aanspoelen van het Zeewater. Men telt ’er vijf Poorten: de Groote Poort, Luttike of Kleine Poort en Smeede Poort; deeze leggen aan de landzijde. Voor de twee overige, aan den Zeekant, leggen twee houten Bruggen. Met het leggen van de tegenwoordige Haven wierdt, in den Jaare 1650, een aanvang gemaakt.

Onder de Huizen der Stad, die op ruim achthonderd begroot worden, munten inzonderheid uit de naa volgende. Het Stadhuis, staande op eene Markt of Plein, is, zedert het jaar 1726, merkelijk verbeterd. Het Landschaps Munthuis wordt gehouden in een gebouw, weleer het Klooster der Graauwe Zusteren. Men vindt ’er niet meer dan ééne Kerk, ten dienste der Nederduitsch-Hervormden, behalven de Walschen, die ook hunne Kerk en Leeraar hebben. De eerstgemelde, de Vrouwenkerk genaamd, voorzien van een zwaaren stompen Toren zonder spits, wordt door drie Predikanten bediend. Ook hebben ’er de Roomschgezinden eene Statie, met een Weereldlijken Priester. ’Er is een Weeshuis, en andere gestigten van dien aart. Het Latijnsche School, reeds in den Jaare 1370 gestigt, naa den brand van den Jaare 1503 herbouwd, en honderd jaaren laater, door Prins MAURITS, MET DEn naamm van Gijmnasium Nassavicum het Nasausche School begiftigd, wierdt, in ’t begin deezer Eeuwe, in den tegenwoordigen staat gebragt.

Volgens een Opschrift, ’t welk men nog heden buiten aan het Gebouw leest, wierdt, in den Jaare 1441, het School bezogt van driehonderd Leerlingen, die van buiten waren ingekomen, behalven de Burgerkinderen. Bijkans zo groot was ook nog het getal, toen in den Jaare 1503, nevens ’t grootste gedeelte der Stad, het School een prooi der vlammen wierdt. Van de Akademie hebben wij op het Artikel van dien naam gesproken.

In merkelijken bloei was hier eertijds de Lakenhandel. Behalven ’t vertier, welk de Hoogeschool aanbrengt, is de Visscherij, het rooken van de alomme vermaarde Harderwijker Bokking, de Landbouw en de handel in Hout en Graanen, tegenwoordig, de voornaamste bron van het bestaan der Ingezeetenen. Bij het aanneemen van iemand tot Burger, plagt van ouds de Burgemeester te vraagen, of hij ook iemants eigen ware? Gaf hij Neen tot antwoord, was het wederwoord des Burgemeesters: Liegt gij mij hier in, zo wil ik u weder liegen.

De Regeering van Harderwijk bestaat uit een Kollegie van twaalf Schepenen, nevens eenen Schout en twee Sekretarissen. Ook heeft men ’er een Kollegie van twaalf Gemeenslieden, en de volgende Gilden: Smeden, Kraamers, Snijders, Mandemaakers, Visschers, Schoenmaakers, Draagers, Linnenweevers, en Bijlhouwers, Schippers, Voerluiden en gequalificeerste Burgers.

Onder de Vrijheid of het Schependom der Stad behoort de aanzienlijke Buurtschap Hierden, alwaar, van Stadswegen, de Jeugd dagelijks onderweezen, en des Zondags de Catechismus plagt gepredikt te worden. Om het toeneemende getal der Hervormden, is het Schoolhuis in een Kerkgebouw veranderd, en aldaar een vast Leeraar aangesteld. De Lustplaats Essenburg, niet verre van de Stad gelegen, is eene der fraaisten in den geheelen oord, van wegen de uitgebreidheid der Laanen, geregelden aanleg van Starrebosschen en Beemden, en streelenden loop der Wateren.

< >