Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Mogge

betekenis & definitie

PIETER MOGGE, Heer van Renesse, Burgemeester van Zierikzee, en, wegens die Stad, Afgevaardigde ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten, was, in den jaare 1747, nevens andere Regenten, in den haat van het Gemeen gevallen, alzo hij geoordeeld wierdt, 's Prinsen verheffing te hebben tegen gehouden. Bijkans ware hij een slagtoffer geworden van de moorddaadige woede, bij zijne aankomst uit 's Hage, met den gewoonen Rotterdamschen Beurtman, te Zierikzee. Aan 't einde van de Haven opgewagt van eene raazende menigte, rukte men den Heere MOGGE den hoed van het hoofd, tooide dien met een Oranjelint, ontnam hem den Deegen, en voerde hem, op eenen Wagen, na het Heeren Logement, alwaar hij eene maand lang in bewaaring wierdt gehouden. Men wil dat deeze opsluiting het werk was van eenen der nieuwe Regenten, welke, met den Burgemeester begaan, dit middel verzonnen hadt, om hem voor het woedend Graauw te beveiligen. Niet vroeger, dan naa de aankomst van zijne Hoogheid, wierdt de Heer MOGGE uit zijne hegtenisse ontslagen.

< >