Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GEMERT

betekenis & definitie

eene vrije Heerlijkheid in Staats Braband, op den bodem van Peceland: grenzende ten Oosten aan het Land van Kuik, ten Noorden aan het gebied van Ravestein. Het is een goed en wel bebouwd Dorp, dat met zijne Omlanden, als een vrije Heerlijkheid, behoord aan de Duitsche Ridderorde, zijnde onderhoorig aan de Laad-Commanderije van Alden, of Ouden Biezen. Deeze Heerlijkheid word bestierd door een bijzonderen Commandeur, door den Lands-Commandeur aangesteld, die hier zijne wooning heeft, welke, voor omtrent 50 Jaaren, naar den hedendaagschen smaak merklijk verbeterd is geworden, en om die reden de Commanderij genaamd word.

Onmiddelijk na de inruiming der Majorie aan den Staat, naar inhoud van ’t vredensverdrag van Munster, in het Jaar 1648, rees tusschen H. H. Mog. aan de eene, en de Duitsche Ridders ter andere zijde, een groot verschil; niet zo zeer over ’t hoog en laag Regtsgebied, ten aanzien deezer Heerlijkheid, ’t welk den Ridders niet betwist kon worden, als wel over ’t regt van Souverainiceit, of ’t opperste gebied over dezelve, dat de Ridders zig wilden aanmatigen, als ware het eene volstrekte onafhanglijke heerschappij, en als een Lid des Duitschen Rijks aan te merken, dat met het Hertogdom Braband geen andere betrekking had, dan dat het stond onder ’s Hertogs bcscherming, ingevalle die van Gemert dezelve van hem als Schutsheer nodig hadden. Dit geschil was voor de Ridders van des te meer aangelegenheid, dewijl, ingevalle de opperheerschappij over dezelve aan de Algemeene Staaten toebehoorde, deeze geheele Commanderij, met haare onderhoorige goederen, zeer gereedelijk aan 't Regt van Confïcatie (Beslagneeming) zou hebben konnen onderworpen worden, even gelijk de andere Kerken en Kloostergoederen op der Staaten bodem.

De Algemeene Staaten hadden alle mooglijke bewijzen, ter staaving hunner Souverainiteit, op hunne zijde, naardien zij, zedert de overgave der Majorie, in de Regten der voorige Hertogen van Brabarul getreeden waren. Zij wisten te betoogen, dat Gemert voorheen een gehugt of uithoek van ’t Dorp Rakel geweest was; en wanneer daar na, binnen het zelve, een Kerk gestigt werd, deeze een filiale Kerk des opgenoemden Dorps was geworden; dat de Kommandeurs, in hoedanigheid van Heeren van Gemert, in crimineele en civiele zaaken, ten allen tijde, aan den Raad van Braband, toen te Brussel hunnen Zetel hebbende, waren onderworpen geweest; blijkende ende zulks uit twee brieven, namelijk, van deJaaren 1434 en 1451; dat de Inwoonderen van Gemert altijd gedaan hadden onder het Regt van Ingebed der Stad 's Hertogenbosch, die eene der vier Hoofdsteden van Braband was; dat FILIPS DE II, als Hertog van Braband, deeze plaats, ten aanzien van ’t Geestelijk Regtsgebied, onder het Bisdom van den Bosch gesteld had, zonder dat die van Gemert zig daar tegen verzet hadden; het welke niet zou geschied zijn, ten ware hem, als Hertog over die Commanderij, eenig Regt toekwam. Ook waren de maaten en gewigten altoos te Helmond geijkt, en de Gemertsche Munt, door de Hertogen, op en afgesteld.

Hier komt bij, dat FILIPS DE GOEDE, Hertog van Bourgondien, als Hertog van Braband, de Heide rondom Gemert (ten bewijze dat die zijn eigendom was geweest) den 6 Julij in het Jaar 1450, aan de Inwoonderen van Gemert verkogt had, met behoud van een Jaarlijksche Cijns van 50 Grooten Tournois, in erkentenisse van ’s Hertogs Souverainiteit over deeze Heerlijkheid. Hier bij kwam nog, dat alles voldingt, dat de Hertog van Braband dit Gemert ter leen heeft uitgegeeven, voor de eene helft aan de Duitsche Ridderorde, en de andere helft, aan Jonker DIRK VAN GEMERT. Doch de nakomelingen van dien DIRK VAN GEMERT hebben, den 21 Junij van het Jaar 1366, ter oorzaake van eene den Ridders aangedaane mishandeling, hunne helft aan de Orde moeten afstaan, die daar door de geheele Heerlijkheid alleen bekwam. Niets is, egter, klaarder, dan dat een Heer geene goederen ter leen kan of mag uitgeeven, dan die deelen des Lands, over welke hij het Souverein oppergebied heeft; en, dat dus Gemert een gedeelte van Braband zal hebben uitgemaakt. Ook doet het niets ten bewijze, dat de overgave van de helft, door de nazaaten van DIRK VAN GEMERT, aan de Ridderorde voldrekt heeft konnen komen, wijl de Ridderorde niet meer kon aantrekken dan de Hertog aan DIRK had uitgegeeven , schoon zij beweerde dat haar de eerste helft reeds te vooren was afgedaan.

Na lang twistens over en weder, is eindelijk die zaak in het Jaar 1662, door een accoord, vereffend; op deeze wijze; dat H. H. Mog. afstonden van het Regt der opperheerschappij over deeze Heerlijkheid, en die geheel overlieten aan de Duitsche Ridderorde; behoudens, egter, dat die van Gemert, beide ten aanzien van ’t Appél en Ingebod, aan de Stad ’s Bosch derwijze als van ouds gebruikelijk was geweest, zouden onderhevig blijven, zonder dat de Algemeene Staaten daar uit in ’t vervolg eenig Regt van opperheerschappij zouden mogen voorgeeven te bezitten; en dat de Ridderorde aan H. H. Mog. voor deezen afstand. in drie Termijnen (Jaarlijks een derde deel) betaalen zoude 40,000 guldens. De Groot Meester der Orde en de Commandeur van Gemert zouden altijd de openbaare oeffening van den Hervormden Godsdienst, binnen deeze Heerlijkheid, overhinderd toelaaten, en zelfs eene Kapelle of andere bekwaame plaats ter Godsdienstviering bezorgen; als mede een huis ter bewooning voor den Predikant, en een ander voor den Koster en Schoolmeester; doch het onderhoud van des Predikants wooning zou zijn ten laste der Algemeene Staaten.

Daar voor heeft de Land-Commandeur van de Ouden Biezen het regt van Patroonaatschap, of benoeming van den Predikant, welke hij, binnen twee maanden na de openvalling, aan de Klassis van Peel en Kempeland voorstelt, die (vermids in Gemert geene Gereformeerde Kerkenraad is) het beroep Kerklijk doet, gevolgd door de Approbatie Hunner Hoog Mog. Daarentegen mag de Ridderorde aldaar geene Kloosters van geordende Monniken noch andere Geestelijken toelaten, De Kerk deezer Commanderij is te gelijk de Parochiekerk van het Dorp. Zij staat niet verre van het Kasteel, en is een groot gebouw, zeer in de lengte uitgestrekt, rustende op tien Pilaaren. De Tooren, in welken de Klokken hangen, staat midden op het dak der Kerk. Onmiddelijk na den Munsterschen vrede schijnt dezelve door de Gereformeerden te zijn in bezit genoomen, en door hun gebruikt. Zedert liet aangegaan verdrag, in het Jaar 1662, is zij wederom aan de Roomschgezinden ingeruimd, die in dezelve hunnen Godslienst in ’t openbaar verrigtcn. Ook is aldaar een Roomsch Latijnsche School, ten nutte van de jeugd, welke door drie meesters, alle waerelds Heren, word bediend. De Hervormden bestaan aldaar uit weinige huisgezinnen, hebbende een onderscheiden Kerk, welke voorheen behoorde aan da Dominikaanen of Predikheeren, welken, na de verovering van 's Hertogenbosch, in het Jaar 1629, door Prins FREDRIK HENDRIK, deeze plaats hebben moeten verlaaten. De Predikant en Schoolmeester worden, de eerste met eeu Jaarwedde van 600, en de andere van 200 guldens, uit het Comptoir der Geestelijke goederen der Majorij betaald.

De Kardinaal DAMIAAN HUGO, Grave van Schonborn, Bisschop van Spiers, is een tijd lang Commandeur van Gentert geweest, en werd, in het Jaar 1743, door den Baron VAN DER KOOT, broeder van den toenmaligen Bisschop van Antwerpen, opgevolgd; na wiens overlijden deeze Commanderij, eenige Jaaren, is open gebleeven, ten einde uit derzelver inkomsten de schulden te voldoen, welke de Land-Commanderij van den Ouden Biezen, geduurenden den laatsten oorlog in Duitschland, heeft moeten maaken, door haare Contigenten aan het Rijk te leveren. In den aanvang van ’t Jaar 1603 werd der Staaten Ruiterij door GROBBENDONK geslaagen.



Vaderlandsche Hist,
XII. Deel, bl. 26. BACHIENE, B. bl. 685. VAN HEURN, Beschrijving van 's Hertogenbosch , III. Deel, bl. 13, 121, 124. II. Deel, bl. 260.

< >