de Grift of Graft van OTTO, Roomsen Keizer, welke hij heeft doen graaven omtrent het Jaar 980. Bij de Duitschers word zij Hofsond genaamd. Zie HOFSONS.
FOSSA OTTONIANA. JULIUS CAERZAR meldt, dat de Schelde zijnen uitloop gehad heeft in de Maas; en PTOLEMEUS zegt, dat dezelfde, onder den naam van de Maas, uitgeloopen heeft in de Noordzee, ter plaatze daar nog de oude haven is, bij SIuis in Vlaanderen. Ook verzekeren ons de oude wetten der Friezen, dat omtrent de zelfde plaats het gat van de Schelde is geweest, ten tijde van Keizer KAREL DEN GROOTEN. Doch dat de zaaken zig thans geheel anders vertonen, zou, volgens het getuigenis der Jaarboeken van Vlaanderen, ontstaan zijn, door toedoen van Keizer OTTO DEN GROOTEN, die, in het Jaar 949, heeft een zeer groote Grift laaten graaven , van de Schelde tot aan de Noordzee, tusschen het Land van Cadzant en Walcheren waar door de oude Kil, na dat het water zig over de iaage Landen verder verspreid had, allengskens vol dijk en modder geworden, en in Land verandert is; welk Land, als liggende binnen de Schelde, die vervolgens door de Grift zijne uitwatering had, de Vlamingen zig als eigen hebben aangematigd, al hoe wel de grond, Oostwaarts aan, altijd den Taxanders heeft toebehoord, of van het uiterste Friesche Zeeland, het welke in de Landtaale Wasda genaamd wierd, een eigendom geweest is. De Zeeuwen noemen deeze Grift, die al lang een groot Zeegat geworden is, de Wester Schelde, nu gemeenlijk de Hond genaamd, naar het geluid der baaren van de Zee, die aldaar, even als een knorrende hond, bruisschen. Dus zou men konnen gelooven, dat het woord OTTONIANA, bij de Zeeuwen in HOTTONANIA verbasterd, ea vervolgens verkort zijnde, Hond geworden is,
ALTING, Part. II, fol. 59.