Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FOSSA DRUSIANA

betekenis & definitie

of de vaart van DRUSUS; zie YSSEL. De Rhijn, eerst takken hebbende geschooten, en die van het begin van het Land der Bataven , tot dat ze In Zee stort, door de Waal alleen, en door de Kil, die den naam van Rhijn behoud, verdeeld was, heeft, door her bestier van PRUSIUS, omtrent twaalf Jaaren vóór CHRISTUS, met drie gaten beginnen in Zee te loopen. Want men heeft een grift uit den Rhijn gegraaven, drie gemeens Duitsche mijlen en een vierde beneden de eerste scheiding, recht tegen over de Castra Herculis, daar de landen iets laagerzijn, tot aan de Zaal, om den Yssel, een Rivier afkomende uit het Land der Brockteren, ter lengte van drie gemeene Duitsche mijlen min een vierden. En dewijl de Kil van den Zaalsttroom te naauw was, om de afgeleide wateren van den Rhijn te verzwelgen, heeft men die zelve, met ongemeenen arbeid, veel breeder en dieper moeten uitgraaven; en, op dat de Brocktersche Vegt daar mede ook zou konnen afstroomen, heeft men deeze Kil ook derwaarts moeten leiden, tot dat zij zig, over de zeer laage vlakte, wijd en zijd heeft kunnen uitzetten. TACITUS heeft deeze Grift, naar den aanlegger, de Drusiaansche Griften genaamd; onderscheidende, misschien, het bovenste en benedenste gedeelte, door den vasten grond gegraaven , van het middelde, en verre het grootste gedeelte, gemeen aan de Kil en de Zaal. Zelfs heeft TACITUS niet geschroomt, haar den naam van Griften te geeven.

Langs deeze Grift nu hebben, in ’t vervolg, niet alleen DRUSUS, maar alle de Romeinsche Heeren en Oversten, die na hem gevolgd zijn, hunne Legers langs den Rhijn op de Meiren en in de Noordzee gebragt, als zij de Friezen , Cauchen en verdere afgeleegene volken wilden beoorlogen. Het schijnt dat zij deeze Grift, daar te vooren geen Rivier was, den naam van Nawaal, alsof men zeide Tweede of Achterwaal, gegeeven hebben; welke benaaming TACITUS ook gebruikt, gewag maaken de van de Rivier Nabalia. Het voorste en middelste gedeelte hebben den ouden naam van de Zaal tot zo verre behouden, dat men aan beide de andere deelen, zo wel het bovenste als het benedenste, de zelve benaaming heeft gegeeven; en dat de geheele stroom, van den Rhijn tot aan de Vegt en het Meir toe, de Zaal genaamd is, en nu nog de Yssel, dat is, het Zaalwater, geheeten word. Dewijl onze CLUVERIUS dit alles zeer krachtig en volkomen heeft verhandeld, wijze ik den Leezer tot hem; vooraf, echter, hem waarschuwende, dat hij de aantekening van PTOLEMEUS, aangaande den Vechtstroom (Vidrus) en deszelfs mond naar de Noordzee, niet ligtvaardig in den wind slaa, en zig niet laate om den tuin leiden, door de uitbreiding van CLUVERIUS hier over, als zijnde dezelve ongetrouw en vol misdagen, gelijk ter zijner plaatze Zal worden aangeweezen.ALTING, Not. Germ. TACITUS, Annal, Lib. II.

< >