gezegd de Marschalk van la Ferte-Imbaut, en van Mauni; Heer van Sallebris; Ridder van ’s Konings Order; Marschalk van Frankrijk, was de Zoon van CLAUDIUS VAN ESTAMPES en van JOHANNA VAN HAUTEMER. Van zijne jeugd af aan, werd hij, ten diende des Konings, in den Wapenhandel opgetrokken, en gaf, bij verscheidene gelegenheden, groote blijken van dapperheid.
In het Jaar 1617 woonde hij de belegering van Soissons bij, en drie Jaaren daarna, die bij den brug van Cé. Hij volgde den Koning, op de reize naar Bearn, en diende, in alle de Oorlogen tegen de Hugenoten, tot na het beleg van Rochelle, in het Jaar 1628; in het volgende Jaar, was hij tegenwoordig in het beleg van Privat; in de Veldslagen van Veillane, en den tocht van Cassel, in ’t Jaar 1629 en 1630; en 1635, bij dien bij Avein; de belegeringen van Landrecie, van Maubeuge en van Capelle, woonde hij insgelijks bij, in het Jaar 1637. In dat zelfde Jaar, in de maand van November, zond hem de Koning, in de plaats van CHARNACÉ, als Gezant aan de Algemeene Staaten, om het Jaarlijksch verdrag, wegens den Veldtogt te sluiten; hetwelk tot stand gebragt werd, den 17 van de maand December. De Koning verbond zig daarbij, de Staaten, in het volgende Jaar, met twaalfhonderd duizend guldens te zullen ondersteunen: waar tegen de Staaten zig verpligtten, een magtig Leger te Velde te brengen, om een aanslag van gewigt te onderneemen; waarvan, echter, het geheim alleenlijk aan den Prinse van Oranje, en aan éénen van’s Konings zijde , welken zijne Majesteit daar toe benoemen zou, vertrouwd zou worden. Na deeze verrigtingen, keerde ESTAMPES te rug naar Frankrijk. In het Jaar 1639 zond hem de Koning naar Engeland, daar hij twee Jaaren bleef. Daarna was hij tegenwoordig bij de belegeringen van Grevelingen, Bourbourg, Mardijk, enz. In bet Jaar 1646, tot Luitenant,Generaal verheeven zijnde, woonde hij, in die hoedanigheid, bij de belegeringen van Kortrijk, Mardijk, Veurne en Duinkerken; en in ’t Jaar 1649, den vermaarden overtogt over de Schelde en meer andere voorvallen, tot aan zijnen dood, die voorviel den 20 Maij , in ’t Jaar 1668, in den ouderdom van 78 Jaaren. Om zijne bekwaamheid werd hij, zo wel in Frankrijk als in de Nederlanden, ten hoogsten betreurd.THUANUS; WAGENAAR, VaderL His. XI Deel, bl, 265.