in het jaar 1572, Burgemeester te Monnikendam, en tevens Admiraal van Noordholland, stond bekend, als een man van groote kloekmoedigheid en ondervinding; waarvan hij, in de maand October des gemelden jaars, doorslaande blijken gaf. De Vloot der Noordhollanders, op den derden van die maand, over Pampus geraakt zijnde, zette hij het voorbij Marken, om de vijandelijke Vloot, die eerst twee dagen daarna ’er over raakte, in het Diep optewachten.
Op dien dag werd, van wederzijde, een hevig schutgevecht gehouden; de Noordhollanders konden niet meer dan twee der vijandelijke schepen aanklampen, schoon DIRKSZOON, op den zelven dag, al wat de kunst vermogt, te werk stelde, om hun te enteren. BOSSU, als van betere schepen voorzien, wist dit te ontwijken. DIRKSZOON begaf zig zo na bij de vijanden, dat hij een kwetzuur in den rechter arm bekwam. Nogthans deed hij zo veel, dat de Spanjaarden, twee dagen daarna, het beleg van Alkmaar moesten opbreeken. De vlooten in elkanders gezigt blijvende, besloot de Admiraal CORNELIS DIRKSZOON, op den 11den, met een zuidoosten wind, den vijand aantevallen. SONOIJ raadde hem, dit nog eenige dagen uittestellen; doch hij, te vol van ijver zijnde, wierp den brief, op dat de inhoud onbekend zou blijven, in ’t vuur, beval de ankers te ligtten, en zette het, met een voor den wind, op BOSSU aan. Met den middag kwamen de vlooten onder elkanders geschut. Toen begon de slag, waarvan wij, op ’t Art. BOSSU, II. Deel, verslag gedaan, en daar bij gemeld hebben, hoe BOSSU gevangen naar Hoorn gevoerd werd.
Zie BOR, BRANDT en CENTEN, Historie van Enkhuizen.