Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BREUKELEN

betekenis & definitie

welëer Broeclede, ook wel Broecland genaamd. Deze benaaming willen sommigen afleiden van de Bructeren, die voorheen de Zutphensche Kwartieren bewoonden, onderstlellende, dat een gedeelte van hun zig aldaar nedergezet zou hebben.

Doch anderen, met welke wij onze gedachten liefst vereenigen zouden, zoeken den oorsprong dezer benaaminge in de gelegenheid der landen, die men voorheen Broeklanden, nu Veenlanden of Veengronden, noemde. De oude BEKA verhaalt, op het jaar 1203, dat de Kennemers daar met een vloot schepen aankomende, de dijken door staken, en alle de velden in gantsch Amstelland lieten onderloopen, en de landen van Heer Gijsbrecht tot tot aan de uiterste paalen van Broekland toe verwoesteden: uit welk verhaal men ziet, dat door Broeckland niet anders dan Breukelen verstaan wordt. Klaarder blijkt zulks nog uit de woorden van M. STOKE, daar hij zegt:Die Kennemaren voeren hene/

Door ’t lant/over de Vene/

En verbrande te hant/

Dan Amstel al dat Lant/

En roefden al dat si vonden/

Amstel sine vesten tien stonden/

Dat bernden si al in de gront/

Menig appelboom diere stont/ (die ‘er stond)

Wert verbrent van den Luden

Doe voeren si van danen te Muden/

Ende verbernden sie stede/

Ende Wesep al Broeckede,

Hebben si verheert enz. enz.



Broeckede
werd het ook genoemd, in een ouden brief van het jaar 1317, waarin men leest; het Dorp 'van BROECKEDE, in den Stichte van Utrecht; en nog in een anderen van het jaar 1387; de goede mannen van BROEKEDE; en weder in een anderen: 'die van BROECKE. Boven, op het Art. BRACOLA of Broclede, hebben wij gezegd dat dit een Hofstad is, daar die van het Dorp Thule voor te recht komen. Laat ons nu deze Hofstad of Ambachtsheerlijkheid wat nader beseschrijven. Het gerecht van dezelve is verdeeld in drie deelen; twee daarvan behooren aan den Heere van Neijenrode en het derde aan het Kapittel van St. Pieter te Utrecht. Breukelen is groot twee honderd vijfenzeventig morgens; Breukelen en Neijenrodes gerecht, agt honderd en vijftig. Deze gerechten grenzen oostwaarts aan Breukelerwaard en de Vecht; westwaarts aan Portenge; ten zuiden aan Maarsenbroek en Theemaas, en ten noorden aan ter Aa. Het deel, dat aan St. Pieter behoort, bevat vierhonderd en vijftig morgens, en ligt beoosten de Vecht, ten deele boven, en ten deele beneden het Dorp Breukelen; het heeft een bijzonderen Schout en Secretaris, in het jaar 1748 telde men onder geheel Breukelen negen en-tagtig huizen.

Het Dorp van dezen naam legt aan de westzijde van de Vecht, een half uur ten zuiden van de Niewersluis, en bijna drie uuren

ten noordwesten van Utrecht, voor het grootste gedeelte onder het gerecht van Neijenrode. ’t Is een vrij groot, aanzienlijk en vermaaklijk Dorp, van eenige Straaten, eene Brouwerij en veele neeringdoende huizen voorzien. Schoon de oudheid van de Kerk te Breukelen niet te bepaalen is, moet zij, volgens het geen SMIT ’er van gezegd heeft, bl 44., al zeer oud zijn. De Predikant, die dezelve bedient, behoort, met die van Ring tot den Vecht, onder de Klassis van Utrecht. In deze Kerk, die voorheen een Parochiekerk was, Rond, vóór de tijden der Hervorminge, een Altaar, gewijd aan de Heilige Maagd, aan dewelke ook een Vicarij gesticht was. Een ander was gewijd aan St. Anna, en een derde aan St. Pieter. CORNELIS DUCANUS, broeder van MARTINUS, was aldaar een vermaard Pastoor, en werd, van tijd tot tijd, door bekwaame mannen van dien Godsdienst gevolgd. Zeer veel overlast leed dit Dorp in het jaar 1672, door de Franschen, die ’er zig met twee schansen versterkten; verkoozen hetzelve tot hunne legerplaats, waartoe zij meer dan honderd huizen omwierpen, terwijl de bewooners geplonderd werden, waardoor Breukelen merkelijk verarmd is. Tot deszelfs herstel heeft het groot getal Lustplaatsen, in deszelfs nabijheid gelegen, en waarin het voor Maarsen niet behoeft te zwichten, zeer veel toegebragt. Onder allen munten de Huizen van Gunterstein en Neijenrooden uit.

< >