Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRAKEL, JAN VAN

betekenis & definitie

Toen, inden jaare 1667, de Nederlandsche Vloot de rivier van London opgezeild, en Chattam of Rochester genaderd was, vond zij aldaar (onaangezien DE RUITER, benevens VAN GENT en den Ruwaart van Putten, op dezelve het gebied hadden) zo veel dat tot tegenweer diende en in den weg was, dat de zaak ten uitersten wanhoopig scheen: eensdeels, vermits de rivier met gezonkene schepen gestopt was; anderdeels om de zwaare schepen, die beneden het kasteel Upnor lagen; en ten derden, om dat de rivier met een dikke ijzere keten, die over katrollen liep, gesloten was. Door deze zwaarigheden vonden de Vlootvoogden, die bevel hadden Engelschen aantetasten, zig genoodzaakt, een geruimen tijd schutgevaarte te houden, zonder dat ’er gelegenheid was om nader aantedringen, aangezien de rivier te eng was, om ’er meer dan één schip te gelijk binnen te laaten.

Kapitein VAN BRAKEL had den voorgaanden dag eenen misslag begaan, met, tegen het verbod, eenige Matroozen aan land te zetten; waarop hij, door den Ruvvard, in hechtenis gesteld werd. Om dezen misslag te boeten, en de schande der gevangenisse te ontgaan, ter plaatse daar roem te behaalen was, bood hij, als een dapper man, aan, den misslag te herstellen, door met zijn schip de Vrede, dat een slecht en licht gewapend Fregat was, de anderen, die vóór hem lagen, voorbij te zeilen, het voorste der Engelsche schepen aan te klampen en de Branders aantevoeren. Deze aanbieding aangenomen, en hij op zijn schip in vrijheid gesteld zijnde, hield hij zijn woord, en zeilde met een wonderlijke snelheid, zonder een schoot te doen, over de keten, door het vuur der vijandlijke schepen en batterijen heen, tot dat hij omtrent op een musketschoot na den vijand genaderd was. Toen gaf hij het eerste Engelsche schip de laag, voor zo veel hij ’t met de voorste boegstukken bereiken kon; vervolgens klampte hij het aan boord, en maakte ’er zig in een oogenblik meester van, alleenlijk met verlies van twee of drie man. Hij werd gevolgd door een Brander, gevoerd bij JAN DANIELSZOON, die recht op de keten aanzeilende, dezelve brak, en daarop het tweede ooriogschip in vlamme zette; baanende dus den weg voor de overigen. De lof, door BRAKEL met deze heldendaad behaald, wischte niet alleenlijk den voorigen misslag uit; maar de Ruwart en de groote DE RUITER kwamen hem begroeten, ’s Lands Staaten schonken hem en zijn Bootsvolk, behalven het genomen schip, eene somme van twaalf duizend guldens; boven dien werd hij vereerd met een goudene keten en penning, ter 'waarde van twaalf honderd guldens; ook bekwam hij een veel grooter schip.

Geen minder daad van stoutmoedigheid verrichtte deze onverzaagde zeeheld, in het jaar 1672, in den zeeslag van den 6den Junij, tegen de Engelsche en Franschs vlooten, toen hij het schip Groot-Hollandia onder zig had; en schoon BRAKEL de stoutmoedigheid had, een weinig buiten order te gaan, was, echter, zijne onderneeming onvoorbeeldlijk. Hem was bevolen te strijden tegen de Roode Vlag. Maar in het begin van ’t gevecht spattede hij uit met eenen Brander, ter rechterzijde om de Noord, naar MONTAGU, Graaf van Sandwich, Admiraal van de Blaauwe Vlag; op dezen zeilde hij, zonder een schoot te doen, recht aan, hoe zeer ook MONTAGU mogt schieten, om hem het naderen te beletten; veel volks kostte dit onzen held; met dat alles toefde hij met schieten, tot MONTAGU al zijn geschut gelost had. VAN BRAKEL, met zijn schip van vier-en-zestig stukken, en nog geen drie honderd man, nu aan boord van de Royal James, voerende honderd vier stukken en bij de duizend man, liggende, maakte zig' vast, en gaf toen de volle laag, waardoor een verbaazende menigte gedood en gekwetst werd. Meer dan anderhalf uur hield hij zig aan de vijandlijke kiel vast, en bragt MONTAGU in zulk eene engte, dat, hadde VAN BRAKEL een Admiraals vlag gevoerd, de Engelsche Admiraal, volgens rapport van deszelfs Luitenant, zig aan hem overgegeeven zou hebben.

MONTAGU zocht door het versche volk, dat hem met sloepen aangevoerd werd, VAN BRAKEL door enteren te bemagtigen; maar toen hij meester van het bovendeel van het schip was, verweerde onze Vaderlandsche held zig met zijn volk onverzaagd van onderen. Niettegenstaande alle betoonde dapperheid, werd zijn schip zodanig doornageld, dat hij wand noch zeil kon roeren. De Heer DE WIT schoon hij het overtreeden der order voor strafbaar hield, kon, echter, niet nalaaten, zijne ongehoorde dapperheid te roemen, wenschende dat hij zig op die wijze tegen JORK en de Roode Vlag gekweeten, en dus roem en loon verkreegen mogt hebben. MONTAGU had ook zo wel zijn deel bekomen, dat hij, meer schepen op hem ziende afkomen, zig van VAN BRAKEL’S schip deed losmaaken, dat toen reddeloos heen dreef; waarop de Admiraal den brand in zijn eigen schip deed steeken. Toen het aan ’t zinken was, meende MONTAGU zig met zijnen zoon in een Sloep te bergen; doch zij verdronken beiden, door de menigte van ’t volk, dat ’er mede insprong. Kapitein AARSSEN Sleepte het schip van VAN BRAKEL naar Zeeland. Onze Held had in dezen strijd bijna honderd en vijftig dooden en gekwetsten bekomen; hij zelfs was gewond, en werd met de zijnen te Schoonhoven in bezetting gelegd. _

In het volgende jaar kreeg hij het schip de Voorzichtigheid, voerende vier-en-tagtig stukken, drie honderd zeven-en-dertig Matroozen en honderd drie-en-veertig Soldaaten. Den 24sten Mei van dat jaar, geschaard onder des hoofdesquader tweede smaldeel, onder bevel van den Luitenant-Admiraal DE RUITER, kweet hij zig niet minder dapper, in den zeeslag van den 7den Junij; en in den daarop volgenden slag zag men wederom denzelfden held. Hij hield zig, met EWYK en jonker JAN VAN GELDER, gestadig voor den Admiraal, doch werd zo reddeloos geschoten, dat hij, ter herstellinge van zijn schip, eenigzins moest deinzen; dit deed hij zo gelukkig, dat hij den19den daaraan volgende, onder bevel van den Schout bij Nacht DE HAAN, benevens elf andere Oorlogschepen, twee Branders en vier Advijsjachten, voorzien van bekwaame mannen, naar de rivier van London gezonden werd, om door het opzenden van Advijsjachten tot in de gemelde rivier, nader bericht te zoeken van de gesteldheid der vijandlijke vlooten, en wel voornaamlijk om met de daad te doen blijken, dat ’s Lands vloot nog in staat was, en het volk moeds genoeg had, om zig met zo kleine magt op de vijandlijke kust te venoonen.

Den 21sten Augustus daaraanvolgende, gaf hij wederom dergelijke bewijzen van dapperheid, houdende zig, in ’t heetst van ’t gevecht, naast DE RUITER; waardoor zijn schip zodanig geteisterd werd, dat het met de schepen van den Luitenant Admiraal TROMP, den Schout bij Nacht DE HAAN, en den Kapitein DE JONG opgezonden moest worden.

Nadat de vrede gesloten was, bedienden ’s Lands Staaten zig van VAN BRAKEL in een’ kruistogt naar de Middenlandsche Zee, tegen de Barbarijsche Roovers. Na dien tijd werd hij, door het Collegie ter Admiraliteit op de Maas, tot Schout bij Nacht aangesteld. In het jaar 1680 heeft hij den togt van Prins WILLEM DEN DERDEN bijgewoond, onder zig hebbende het schip de Maas, gemonteerd met agt-en-zestig stukken kanon. Tien jaaren laater trof dezen dapperen Zeeheld het lot van meer andere Helden: want, op den 10den Julij 1690, tegen de Fransche zeemagt, onder bevel van den Graave DE TOURVILLE, staande, werd hij doorschooten. Na zijn heldhaftig om komen werd zijn lijk, te Rotterdam, in de St. Laurens Kerk, ter aarde besleld, en zijne nagedachtenis met het volgende opschrift op zijne grafzerk vereerd.

HIER RUST DE HEER JOHAN VAN BRAKEL, SCHOUT BIJ NACHT VAN HOLLAND EN WESTVRIESLAND, GESCHOOTEN IN DE BATTAILLE TEGEN DE FRANSCHE KONINGS VLOOT, DEN 10 JULIJ 1690.

Boven hetzelve ziet men zijn beeldenis, zijnde een borststuk van wit marmer, rondom met een Lauwerkrans versierd, en met het koninglijke wapen van Koning WILLEM van Groot Brittanje daar boven, en een latijnsch opschrift onder het zelve, met dit Nederduitsche vers;



Door ketens, donder, loot en staal en blixemstraalen,


Te vliegen, en een roof op 's vijands grond te haalen,

Was Brakels werk, die zijn triomf rukte uit den brand.

Zijn naam en krijgsdeugd siert zijn Graf en Vaderland.

Ook ontbrak het toen, zo min als nu, aan Dichters, die met

hunne vaerzen den roem en groote daaden der Helden vereeuwigden.

De Dichter JOHAN PLUIMER liet zig op VAN BRAKEL aldus hooren:

Gij, Brakel, die den nijd

Door een onsterflijke eer reeds ver te boven zijt,

Het heugt ons nog te wel, dat gij ten dienst der Staaten,

De Ketens brijzelde van ‘t
tweede Damiaten,

’t Geen nu vereenigt met den vrijgevogten Leeuw,

Mij dwingt te zwijgen de geschiedenis dier eeuw.

Ik moet voor ‘t laatst uw Lijk ten grave helpen leien.

Gantsch Neêrland zal met mij uw droeve dood beschreijen.


Ik weet geen grooter lof voor uw verdiende faam,

Dan dat men slegts uw graf versiere met uw naam.

Zie BRANDTS Leven van de Ruiter, fol. 576, 577, 583, 670, 671 en 674. Leven der Zeehelden, bl. 747. Levensbeschrijving van voornaame Mannen, II, Deel, bl. 304 en 305. PLUIMERS Gedichten.

< >