eene Parochie in Staatsch Braband, en wel in het Land van Kuik, twee uuren bezuiden Kuik, waarvan het eertijds een gedeelte uitmaakte. Het werd door de Heeren van Kuik bezeten, doch geraakte naderhand aan 't geslachte van Bok. JOHANNA, dochter van JAN BOK, bragt deze Heerlijkheid ten huwelijk aan PIETER VAN KUILENBURG, die dezelve (vóór 1367) als een vrijen eigendom bezat, doch, in dat jaar, genoodzaakt werd, dezelve aan den Hertog van Braband aftestaan, en van hem als een Leen te ontvangen.
Een der dochteren uit dat geslachte trouwde, in het jaar 1308, met WILLEM, Graaf van 's Heerenberg, en bragt Boksmeer mede ten huwelijk. De laatste Graaf van ’s Heerenberg, in het jaar 1713, zonder kinderen overleden zijnde, werd FRANÇOIS WILLEM, Graaf van Hohenzolre, kleinzoon zijner zuster, zijn erfgenaam, onder voorwaarde van den naam en het wapen van 's Heerenberg te zullen aanneemen. De Graaf nam daarop bezit van de Heerlijkheid, en deed de hulde van Leenmanschap aan het Leenhof te Brussel. Van hem is dezelve weder op zijnen zoon overgegaan.
De ingezetenen, schoon meer binnen het gebied der Algemeene Staaten gelegen, erkennen geen anderen Heer dan gemelden Graaf, of geene andere bevelen dan de zijnen.
De Rechtbank bestaat aldaar uit den Drossaard, den Schout, zeven Schepens en éénen Griffier. Door den eerstgenoemden word de persoon van den Baron verbeeld.
Het dorp, dat dezen naam draagt, bestaat uit meer dan honderd huizen, en heeft verscheidene straaten, die allen, voor een groot gedeelte, met steenen belegd zijn. Ook vindt men ’er een Vrouwen- en Mannenklooster, beide van de Orde der Karmeliten. Het kasteel van Boksmeer, zijnde een schoon en groot gebouw, staat buiten het dorp; op hetzelve wordt de Rechtbank gehouden. Kasteel en Dorp gaan beide in prent uit.
Zie BACHIENE B, p. 731.