de Stad der Batavieren. Tot aan de Regeering van Keizer VESPASIANUS, wordt slegts van een eenige Stad, in het Land der Batavieren, gewag gemaakt, die men doorgaans meent, bij TACITUS, zonder bijvoeging van een eigenen naam, de Stad der Batavieren genoemd te zijn; en zulks niet oneigen, om dat zij de Hoofdplaats of Stad van het volk, en de verblijfplaats van CLAUDIUS CIVILIS, den vermaardsten onder hen, als mede de verblijfplaats van CLAUDIUS LABO was. Ook wil men, dat de tweespalt onder hen beiden, uit geene andere oorzaak ontstaan was.
Deeze is het ook, die, gelijk wij, in de Oorlogen der Batavieren gezien hebben, na zijne nederlaag, hem, door CERIALIS, Ao. 70, toegebragt, de Stad in brand gestooken heeft; waar uit men bewijst, dat zij buiten het Eiland, aan den Gallischen oever, gelegen heeft. CLUVERIUS verzekert ons, dat zij nog in zijnen tijd, bij den naam van Batenburg, bekend was. Ook kan men, uit de kaart van PTOLOMEUS, zeer waarschijnlijk afleiden, dat deeze plaats, terstond na het eindigen van den oorlog, weder opgebouwd, en hersteld is tot de gerechtsplaats, die de Bataven aldaar, als op de voornaamste plaats, aan deezen kant van de Waal, van den beginne af aan, gehad hadden. Het is ook zeker, dat men ter zelfde plaatse, alwaar nu Batenburg ligt, Batavodurum niet vindt; ’t welk CLUVERIUS als een grooten misslag van PTOLOMEUS aanmerkt. Doch de gantsche misslag heeft daar in bestaan, dat hij had moeten zeggen Batavodurum aan de Maas, als zijnde de oudste Stad buiten het Eiland. Want het is zeer zeker, dat ’er twee zulke gerechtsplaatsen geweest zijn; de eene aan den Rhijn, in een Dorp op het Eiland; de andere aan de Maas, in de oudste Stad buiten het Eiland, zijnde de eene Wijk te Duurstede, en de andere dit Batenburg.
Doch ter verschoninge van PTOLOMEUS, kan bijgebragt worden, dat hij in ’t geheel geen werk maakende van zijne Kaarten juist te meeten, meende genoeg te zeggen Batavodurum aan de Maas, waar van hij in zijn Historisch verhaal sprak. Ook leert ons LIPSIUS, dat hij onderscheid genoeg gemaakt heeft, met de eene Gerechtsplaats een Stad, en de andere een Dorp te noemen. Men zie hier over breeder ALTING, Not. Germ. Inf. Part. II.