I. was wel eer een Heeren Huis boven Breukelen, aan de Vecht bij ‘t Zandpad, rondsom in ‘t water geleegen, van vooren door een hangend Toorentje, tusschen twee Gevels, kenbaar; door Rochman is ‘t zelve wel eer in Teekening en Prent gebracht, namenlijk van achteren omtrent de Brug en den ingang van het Heeren Huis. Reeds in ‘t Jaar 1708, was dit eene Boerebruiker, toebehoorende aan den Heer van Bonenge, eigenaar van ‘t gemelde Huis ter Aa.
II. van het Huis, dat mede deezen naam zoude draagen, en geleegen zijn bij Leiden, is in Prent, volgens de aftekening van H. Schouten, in ‘t licht gebracht, doch tot nog toe vind ik ‘t zelve nergens gemeld. Eerder zou ik gelooven, dat hier door het Dorp Aade, of Oud-Aade verbeeld word, waar van gewag gemaakt is in de Kerkelijke Oudheden van Rhijnland, bl. 318. Rondsom gemelde Stad heeft men verscheide plaatsen, die, den naam van de Groote Aa, Oud Aa, en andere dragen, waar van ’er sommigen, voorheen uitgeveend, reeds weder droog gemaakt zijn.