Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie P
- P
- P.rauwel
- P.rauwel
- Pa
- Paadje
- Paai
- Paaibrief
- Paaiement
- Paaien
- Paaigebied
- Paaiplaats
- Paairijp
- Paaiskist
- Paal
- Paalbalk
- Paalgat
- Paalgeld
- Paalketting
- Paalkist
- Paalplank
- Paalreght
- Paalroosterwerk
- Paalschans
- Paalswijze
- Paalvast
- Paalvormig
- Paalwerk
- Paalwoning
- Paalworm
- Paalwortel
- Paan
- Paanachtig
- Paanakker
- Paander
- Paanderboog
- Paanderdrager
- Paanderen
- Paandermaker
- Paanderpuntboog
- Paap
- Paapje
- Paapsch
- Paapsche
- Paapschgezind
- Paapsteen
- Paar
- Paard
- Paardbalk
- Paarde(n)biefstuk, m. biefstuk van paar- de(n)vleesch.
- Paarde(n)stront, m. paarde(n)drek.
- Paardebek
- Paardekeutel
- Paardeklauw
- Paardekleed
- Paardekoorts
- Paardekracht
- Paardekuur
- Paardeleer
- Paardeleugen
- Paardelijn
- Paardemaag
- Paarden
- Paardenaak
- Paardenarbeid
- Paardenbalsem
- Paardenbeenhouwer
- Paardenbel
- Paardenben
- Paardenbesghermer
- Paardenbij
- Paardenblei
- Paardenbloem
- Paardenbloemensalade
- Paardenboer
- Paardenemmer
- Paardenet
- Paardenfabriek
- Paardenfeest
- Paardenfokker
- Paardenharen
- Paardenhark
- Paardenhoef
- Paardenijs
- Paardenjongen
- Paardenkamp
- Paardenkastanje
- Paardenkenner
- Paardenklinker
- Paardenknecht
- Paardenkracht
- Paardenlucht
- Paardenmest
- Paardenmiddel
- Paardennatie
- Paardennatuur
- Paardenpad
- Paardenpost
- Paardenpruim
- Paardenras
- Paardenrookvleesch
