Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie D
- Dichotomisch
- Dicht
- Dichtader
- Dichtbevolkt
- Dichtbij
- Dichtbinden
- Dichtbundel
- Dichtdoen
- Dichten
- Dichter
- Dichterij
- Dichterlijk
- Dichterschaar
- Dichtgave
- Dichtgooien
- Dichtheid
- Dichtheidsmeter
- Dichtklappen
- Dichtknijpen
- Dichtknoopen
- Dichtkunde
- Dichtlakken
- Dichtlievend
- Dichtluim
- Dichtmaat
- Dichtmaken
- Dichtregel
- Dichtslaan
- Dichtslibben
- Dichtsluiten
- Dichtsoort
- Dichtspijkeren
- Dichtstijl
- Diclinisch
- Dicotyledonen
- Dictaat
- Dictatenhandel
- Dictator
- Dictatoriaal
- Dictatorschap
- Dictatuur
- Dictee
- Dicteeren
- Dictie
- Dictionnaire
- Didacticus
- Didactiek
- Didactisch
- Die
- Dieet
- Dief
- Diefachtig
- Diefijzer
- Diefjesmaat
- Diefjesspel
- Diefplant
- Diefsch
- Diefstal
- Diefte
- Diegene
- Diek
- Diëlectriciteit
- Diélectrolyse
- Diemit
- Diemiten
- Diemitfabriek
- Dienaangaande
- Dienaar
- Dienbak
- Diender
- Dienen
- Dienovereenkomstig
- Dienst
- Dienstaanbieding
- Dienstaangelegenheid
- Dienstbaar
- Dienstbetoon
- Dienstbode
- Dienstbodenhuis
- Dienstbrief
- Dienstcontract
- Dienstdoend
- Dienstdoener
- Dienstenveloppe
- Dienstgeheim
- Dienstig
- Dienstijver
- Dienstjaar
- Dienstknecht
- Dienstloon
- Dienstmaagd
- Dienstnet
- Dienstorder
- Dienstplicht
- Dienstplichtig
- Dienstregeling
- Dienststempel
- Diensttak
- Diensttijd
- Dienstvaardig
