DIENSTKNECHT, m. (-en), ondergeschikte (vooral in verheven stijl), een dienende;
— (bijb.) een dienstknecht des Heeren, die Gods gebod betracht;
— een onnutte dienstknecht, iem. die geheel ongeschikt is voor de diensten die men van hem vordert (inz. met het oog op de verbreiding van het Godsrijk.)