Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Opkooien
- Opkooksel
- Opkoop
- Opkoopen
- Opkooper
- Opkorten
- Opkrabbelen
- Opkrabben
- Opkramen
- Opkrassen
- Opkrasser
- Opkrauwen
- Opkreppen
- Opkrijgen
- Opkrimpen
- Opkroezen
- Opkronen
- Opkroppen
- Opkruien
- Opkruinen
- Opkruipen
- Opkrullen
- Opkuieren
- Opkuipen
- Opkunnen
- Opkweeken
- Opkweeker
- Opkwikken
- Oplaag
- Oplaaien
- Opladen
- Oplader
- Oplangen
- Oplanger
- Oplappen
- Oplaten
- Oplaveeren
- Oplawaai
- Oplazer
- Oplazeren
- Opleesster
- Oplegblad
- Opleggen
- Oplegger
- Oplegging
- Opleglijst
- Oplegpot
- Oplegsel
- Oplegslot
- Opleiden
- Opleider
- Opleidingsschip
- Opleidingsschool
- Oplepelen
- Opleppen
- Opletten
- Oplettend
- Opletter
- Opleukeren
- Opleven
- Opleveren
- Oplezen
- Oplichten
- Oplichter
- Oplichterij
- Oplichting
- Oplikken
- Oploeven
- Oploop
- Oploopen
- Oploopend
- Oplooper
- Oploopig
- Oplosbaar
- Oplosbaarheid
- Oplossen
- Oplossend
- Oplosser
- Oplossing
- Oplossings-coëfficiënt
- Opluchten
- Opluien
- Opluiken
- Opluisteren
- Oplusten
- Opmaakster
- Opmaken
- Opmaker
- Opmalen
- Opmarcheeren
- Opmarsch
- Opmerkelijk
- Opmerken
- Opmerkend
- Opmerkenswaard
- Opmerkenswaardig
- Opmerker
- Opmerkzaam
- Opmeten
- Opmeter