Opkruien (krooi. kruide op, heeft en is opgekrooien, opgekruid), opwaarts, naar de hoogte kruien : grint tegen den dijk opkruien;
— voortmaken met kruien;
— krui den molen nog wat op, stel hem wat meer op den wind;
— ophoopen (van ijsschotsen);
— (fig.) heengaan, zich uit de voeten maken, opkarren.