Opkrabbelen (krabbelde op, heeft ongekrabbeld), opkrabben;
— krabbelend overeind komen, met moeite van den grond opstaan;
— (van een zieke) langzaam in beterschap toenemen;
— tegen de duinen opkrabbelen, met moeite opklimmen;
— haastig, slordig opschrijven : hij heeft maar gauw wat opgekrabbeld.