Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie L
- Langbloem
- Langbloemig
- Langdradig
- Langdurig
- Langedijker
- Langen
- Langet
- Langeveld
- Langganan
- Langgar
- Langgehoopt
- Langgras
- Langheid
- Langhoofdig
- Langhuis
- Langkwast
- Langlenden
- Langpapier
- Langpoot
- Langs
- Langscheeps
- Langschip
- Langsdennen
- Langsdrager
- Langsgaan
- Langslaper
- Langsligger
- Langsloopen
- Langsnavel
- Langsrijden
- Langst
- Langstaart
- Langstaarteend
- Langstaartig
- Langstlevend
- Langsvaren
- Langszalings
- Langtand
- Languit
- Langvinnig
- Langwerpig
- Langwijlig
- Langzaam
- Langzamerhand
- Langzicht
- Laning
- Lankmoedig
- Lanoline
- Lanolinezalf
- Lans
- Lansier
- Lanskenet
- Lansknecht
- Lanskopslang
- Lanspesaat
- Lansruiter
- Lantaarn
- Lantaarnaansteker
- Lantaarndrager
- Lantaarngat
- Lantaarnpaal
- Lantaarnplaatje
- Lantaarnrad
- Lante
- Lanteren
- Lanterfant
- Lanterfanten
- Lanterfanterij
- Lanterlu
- Lanterluien
- Lantersche
- Lanthanium
- Lantierboom
- Laodiceër
- Lap
- Lapel
- Lapgeld
- Lapidair
- Lapidatie
- Lapis
- Lapkast
- Laplander
- Lapnaald
- Lappen
- Lappendag
- Lapper
- Lapperij
- Lappershuisje
- Lapsnijder
- Lapsus
- Lapwerk
- Lapzalf
- Lapzalven
- Lapzalver
- Lardeeren
- Lardeering
- Lardeerpriem
- Lardeersel
- Lardeerspek
- Laren
