Lantaarnrad o. (-eren), (molenm.) zie lantaarn;
...RUIT, v. (-en);
...STOEL, m. (-en), gedeelte waarin of waarop eene straatlantaarn rust;
...TOUW, o. (-en), waaraan eene lantaarn hangt;
...UITHOUDER, m. (-s), (scheepst.) lantaarnijzer:
...VULLER, m. (-s), die de lampen in de lantarens vult, lantarenopsteker;
...VUUR, o. (...vuren), (zeew,) lantaarn aan den mond van eene haven geplaatst om binnenkomende schepen dien mond aan te wijzen;
...ZETTER, m. (-s), die met het plaatsen en ontsteken der stoklantarens, der smeerpotten belast is.