Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie H
- Hagerd
- Hageroos
- Hagiografen
- Hagiographie
- Hak
- Hakatisten
- Hakbaar
- Hakband
- Haken
- Haker
- Hakerig
- Haketouw
- Hakfermoor
- Hakig
- Hakijzer
- Hakkebord
- Hakkel
- Hakkelaar
- Hakkelbout
- Hakkelen
- Hakkelgaren
- Hakken
- Hakken-krukken
- Hakkenei
- Hakker
- Hakketeerder
- Hakketeeren
- Hakklauwer
- Hakkraam
- Hakleder
- Hakmachine
- Haksel
- Hakstalletje
- Hakstoelstuk
- Hakstroo
- Hakstuk
- Haktakken
- Haktijd
- Hakzenuw
- Hal
- Halbank
- Halcyoon
- Halen
- Haler
- Half
- Half-om-half
- Halfacht
- Halfapen
- Halfbakken
- Halfbal
- Halfbegrepen
- Halfbewijs
- Halfblanksgezel
- Halfblind
- Halfbloed
- Halfbriljant
- Halfbroeder
- Halfcaste
- Halfcirkelvormig
- Halfdek
- Halfdeur
- Halfdoek
- Halfdonker
- Halfdoor
- Halfdrie
- Halfdronken
- Halfduister
- Halfebbe
- Halfedel
- Halfeen
- Halfelf
- Halfelven
- Halfgaar
- Halfgek
- Halfgeleerd
- Halfgeopend
- Halfgezicht
- Halfgod
- Halfheid
- Halfhemd
- Halfhonderd
- Halfhout
- Halfhouts
- Halfinstrumenten
- Halfjaar
- Halfje
- Halfklinker
- Halfkous
- Halfkristal
- Halflaarsje
- Halfleeren
- Halflinnen
- Halfluid
- Halfmarokijnen
- Halfmast
- Halfmouw
- Halfnaaitje
- Halfnaakt
- Halfnegen
- Halfonderstandig
