Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie H
- Honved
- Hoofdaanlegger
- Hoofdbad
- Hoofdbedrijf
- Hoofdboor
- Hoofdbreken
- Hoofdbron
- Hoofddeksel
- Hoofddeugd
- Hoofddiep
- Hoofddoek
- Hoofddoel
- Hoofdeinde
- Hoofdelijk
- Hoofdeloos
- Hoofdeneinde
- Hoofdenschool
- Hoofdgat
- Hoofdgebouw
- Hoofdgeld
- Hoofdgerecht
- Hoofdhaar
- Hoofdig
- Hoofdijzer
- Hoofdingeland
- Hoofdje
- Hoofdjicht
- Hoofdkabel
- Hoofdkleed
- Hoofdkleur
- Hoofdkraan
- Hoofdkussen
- Hoofdkwartier
- Hoofdling
- Hoofdluis
- Hoofdmacht
- Hoofdman
- Hoofdmeter
- Hoofdmis
- Hoofdnagel
- Hoofdofficier
- Hoofdpeluw
- Hoofdpersonage
- Hoofdpijn
- Hoofdplaats
- Hoofdpranger
- Hoofdprijs
- Hoofdregel
- Hoofdrivier
- Hoofdschedel
- Hoofdschilfer
- Hoofdschotel
- Hoofdschub
- Hoofdschuld
- Hoofdschuw
- Hoofdsieraad
- Hoofdsom
- Hoofdspansel
- Hoofdspant
- Hoofdstel
- Hoofdstelling
- Hoofdstof
- Hoofdstraal
- Hoofdtooi
- Hoofdtoon
- Hoofdtrekker
- Hoofdvak
- Hoofdverband
- Hoofdverdeeling
- Hoofdvlak
- Hoofdwaarheid
- Hoofdwassching
- Hoofdwerk
- Hoofdwind
- Hoofdwond
- Hoofdzaak
- Hoofdzakelijk
- Hoofdzalf
- Hoofdzee
- Hoofdzeer
- Hoofdzeil
- Hoofdzonde
- Hoofsch
- Hooftiaansch
- Hoog
- Hoogaanzienlijk
- Hoogaars
- Hoogachtbaar
- Hoogachten
- Hoogadellijk
- Hoogaltaar
- Hoogbedaagd
- Hoogboord
- Hoogboordig
- Hoogbootsman
- Hoogborstig
- Hoogdag
- Hoogdravend
- Hoogdruk
- Hoogduitsch
