HOOFDWERK, o. werk waarvoor men zijn hoofd noodig heeft, dat veel nadenken vereischt;
—, (-en), voornaamste werk: de Aanbidding van het Lam is het hoofdwerk der Van Eyken, hun voornaamste kunstwerk; het hoofdwerk van een orgel, liet voornaamste pijpwerk;
— zijn hoofdwerk van iets maken, zich daarop hoofdzakelijk toeleggen.