Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie E
- Examinandus
- Examinator
- Examineeren
- Examineertroep
- Exarch
- Exarchaat
- Exarticulatie
- Excavateur
- Excedent
- Excelleeren
- Excellent
- Excellentie
- Excelsior !
- Excentriciteit
- Excentriek
- Exceptie
- Exceptioneel
- Excerpeeren
- Excerpt
- Exces
- Excessief
- Excitaat
- Excitantia
- Excitatie
- Exciteeren
- Exclamatie
- Exclave
- Exclusief
- Exclusivisme
- Excommunicatie
- Excommuniceeren
- Excrement
- Excretie
- Excursie
- Excusabel
- Excuseeren
- Excuus
- Executant
- Executeeren
- Executeur
- Executie
- Executie-detachement
- Executoir
- Executoriaal
- Exegeet
- Exegese
- Exempel
- Exemplaar
- Exemplair
- Exequatur
- Exerceerbeentje
- Exerceeren
- Exercitie
- Exercitiehuis
- Exhalatie
- Exhauster
- Exigeant
- Exil
- Existeeren
- Existentie
- Exit
- Exmissie
- Exodus
- Exogamie
- Exorbitant
- Exorciseeren
- Exorcisme
- Exorcist
- Exordium
- Exosmose
- Exoterisch
- Exotisch
- Expansie
- Expansie-graad
- Expansie-politiek
- Expansie-schuif
- Expansief
- Expatrieeren
- Expectant
- Expectorantia
- Expectoratie
- Expedieeren
- Expediënt
- Expediet
- Expediteur
- Expeditie
- Expeditie-bureau
- Expeditionnair
- Expensen
- Expensief
- Experienta docet
- Experiëntie
- Experiment
- Experimentaal
- Experimenteeren
- Expert
- Expertise
- Expiratie
- Expireeren
- Explicatie
