Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie U
- Uitzaveling
- Uitzeefsel
- Uitzeemen
- Uitzeggen
- Uitzeilen
- Uitzeiling
- Uitzenden
- Uitzending
- Uitzet
- Uitzetbaar
- Uitzetbaarheid
- Uitzethaak
- Uitzethengsel
- Uitzetijzer
- Uitzetje
- Uitzetscharnier
- Uitzetstang
- Uitzetten
- Uitzetting
- Uitzettingscoëfficiënt
- Uitzettingsdecreet
- Uitzettingsklep
- Uitzettingskracht
- Uitzettingsvermogen
- Uitzetveer
- Uitzetverzekering
- Uitzeveren
- Uitzicht
- Uitzichtloos
- Uitzichttoren
- Uitzieden
- Uitzieken
- Uitzien
- Uitziften
- Uitzifting
- Uitzijgen
- Uitzijging
- Uitzijn
- Uitzingen
- Uitzinnig
- Uitzinnige
- Uitzinnigheid
- Uitzitten
- Uitzoedelen
- Uitzoeken
- Uitzoeking
- Uitzonderen
- Uitzondering
- Uitzonderingsbepaling
- Uitzonderingsmaatregel
- Uitzonderingspositie
- Uitzonderingstarief
- Uitzonderingstoestand
- Uitzonderingswet
- Uitzonderlijk
- Uitzonderlijkheid
- Uitzouten
- Uitzuigen
- Uitzuiger
- Uitzuiging
- Uitzuinigen
- Uitzuiniging
- Uitzuipen
- Uitzuiveren
- Uitzuivering
- Uitzuren
- Uitzwavelen
- Uitzwaveling
- Uitzwellen
- Uitzwelling
- Uitzwemmen
- Uitzweren
- Uitzwering
- Uitzwermen
- Uitzwerming
- Uitzweten
- Uiver
- Uiversbloem
- Uk
- Ukelele
- Ulaan
- Ulanenmuts
- Ulanenuniform
- Ulceratie
- Ulcereren
- Ulcereus
- Ulcus
- Ulevel
- Ulevellenrijmpje
- Ulevellepapiertje
- Ulevelletje
- Ulixes
- Ulk
- Ullage
- Ulling
- Ulpianus
- Ulster
- Ult. (afk)
- Ulterieur
- Ultima thule