(zwoor uit, heeft en is uitgezworen),
1. door zweren naar buiten komen : de splinter is uitgezworen ; (zegsw.) het zal hem ten nagelen en temen uitzweren, hij zal er vreselijk voor moeten boeten;
2. door zweren verloren gaan : zijn linkeroog is uitgezworen;
3. zich door zweren zuiveren : de wonde moet meer uitzweren;
4. ten einde zweren.