Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Troetel
- Troetelen
- Troeteling
- Troetelkind, troetelkindje
- Troetelnaam
- Troetelwoord
- Troeven
- Trofee
- Troffel
- Trog
- Troggelaar, troggelaarster
- Troggelachtig
- Troggelarij
- Troggelen
- Troggewelf
- Troglodiet
- Trogwulfje
- Troia
- Troicart
- Troilus
- Trois choses sons absolément nécessaires : premièrement de l’argent, secondement de largent, troisièmement de l’argent
- Trojaan
- Trojaans
- Trojka
- Trok
- Trokbal
- Trokken
- Trokspel
- Troktafel
- Trol
- Trolley
- Trolleybus, trolleytram
- Trom
- Trombal
- Trombone
- Trombonist
- Tromgeroffel
- Trommel
- Trommelaar, trommelaarster
- Trommelanker
- Trommelbeen
- Trommelboom
- Trommelboor
- Trommelbuik
- Trommelduif
- Trommelen
- Trommelfilter
- Trommelholte
- Trommelklank
- Trommelkoek
- Trommelkoord
- Trommelkruis
- Trommelmolen
- Trommelpapier
- Trommelrem
- Trommelschroef
- Trommelslag
- Trommelslager
- Trommelspel
- Trommelstoel
- Trommelstok
- Trommelstokboom
- Trommelstokjes
- Trommeltje
- Trommelvel
- Trommelvis
- Trommelvlies
- Trommelvuur
- Trommelzeef
- Trommelzucht
- Trommen
- Tromp
- Trompen
- Trompet
- Trompetblazer
- Trompetbloem
- Trompetboom
- Trompetdiertje
- Trompetgeschal
- Trompetgeschetter
- Trompethoren
- Trompetje
- Trompetklank
- Trompetregister
- Trompetschelp
- Trompetsignaal
- Trompetslak
- Trompetsolo
- Trompetsteek
- Trompetstuk
- Trompetten
- Trompetter
- Trompettermajoor
- Trompettervogel
- Trompetterzeenaald
- Trompetvormig
- Trompvoerder
- Tromslag
- Tromslager
- Tronen
