Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Troia

betekenis & definitie

Gr. Troi'e, Troi'a, Troje, hoofdstad van Troas, ook Ilion (Ilium) genoemd, aan de voet ener hoogte van de Ida, tussen de riviertjes Si'moïs en Scaman'der, omringd met zware, hoge muren, voor Laomedon (zie ald.) door Apollo en Poseidon gebouwd; hoger lag de burcht Pergamus. Overblijfselen van de stad zijn ontdekt door Schliemann (1868).

Volgens de overlevering werd de stad in 1184 v. G. door de Grieken verwoest, na een belegering van tien jaar ; zie Ilias en Trojaans.

< >