(trompette, heeft getrompet),
I. onoverg.,
1. op een trompet blazen.
2. (overdr.) luidruchtig te keer gaan; — met veel geluid de neus snuiten.
3. naam voor het natuurlijke geluid van olifanten.
II. overg., op een trompet ten gehore brengen; (als) met trompetgeschal verkondigen: iemands lof trompetten, overal verbreiden.