Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Bretons
- Breuk
- Breuk, (brook)
- Breukband
- Breukbelasting
- Breukcijfer
- Breukig
- Breukkruid
- Breuklijn
- Breukopening
- Breukoperatie
- Breukpoort
- Breuksnijder
- Breukspalk
- Breuksteen
- Breukstreep
- Breukvastheid
- Breukvlak(te)
- Breukzak
- Breve
- Breve sit, quod turpiter audes
- Breves dies hominis
- Brevet
- Breveteren
- Brevi manu
- Breviarium
- Breviatuur
- Brevier
- Brevieren
- Brevis esse laboro / obscurus fio
- Brevitatis causa
- Breviter
- Brevity is the soul of wit
- Bricole
- Bricoleren
- Bricolschot
- Bride (fr.)
- Bridge
- Bridgedrive
- Bridgen
- Brief
- Brief as a woman’s love
- Briefadres
- Briefkaart
- Brieflias
- Briek
- Brielen
- Bries
- Briesen
- Brievenbesteller
- Briezelen
- Brigade
- Brigadier
- Brigadier, vous avez raison
- Brigantijn
- Brigges
- Brigittenorde
- Brij
- Brij happen
- Brijen
- Brijig
- Brijketel
- Brijn
- Brijn klep
- Brijnen
- Brijpan
- Brijzel
- Brijzelen
- Brik
- Briket
- Briketteren
- Brikken
- Brikkenbeton
- Briksteen
- Briktuig
- Brikvloering
- Brikvorsje
- Brikzeil
- Bril
- Brilborg
- Briljant, i
- Briljanten
- Briljanteren
- Brillant
- Brillantine
- Brilledoos
- Brillen
- Brillenhuis(je)
- Briller par son absence
- Brilleren
- Brilmontuur
- Brilslang
- Brink
- Brio
- Brionie
- Briquet
- Brisant
- Briseis
- Brisons ia-dessus
- Bristolkarton
