Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Brisure
- Brit
- Britain is a world by itself
- Britannia
- Britannia rules the waves
- Britannicus
- Brits
- Britsen
- Brittannia-metaal
- Brobbelen
- Brocaat
- Brocatel
- Brocaten
- Broche
- Brocheerdraad
- Brocheren
- Brochure
- Broddelaar
- Broddelen
- Brodden
- Brodeloos
- Brodenzolder
- Brodig
- Broed
- Broedbij
- Broeden
- Broeder
- Broederband
- Broedergemeente
- Broederlijk
- Broedermin
- Broederschap
- Broederschool
- Broedersdochter
- Broederstrijd
- Broedertje
- Broedertrouw
- Broedhen
- Broek(e)man
- Broek(s)gulp
- Broekaghtig
- Broekbalk
- Broeken
- Broekengoed
- Broekgalg
- Broekig
- Broekje
- Broekland
- Broeksband
- Broekschijter
- Broekstuk
- Broekventje
- Broer
- Broes
- Broezen
- Broger
- Brok
- Brokaat
- Brokkantig
- Brokkel
- Brokkelen
- Brokkelig
- Brokkeling
- Brokkelster
- Brokken
- Brokkenhuis
- Broksgewijs
- Brokstuk
- Brom
- Brombas
- Brombeer
- Bromberen
- Bromeren
- Bromide
- Bromium
- Bromius
- Bromkever
- Bromkloot
- Brommel
- Brommen
- Brommer
- Brommerig
- Brommes
- Brommig
- Brommigheid
- Brompot
- Bromstem
- Bromtol
- Bromvlieg
- Bromwerk
- Bron
- Bronader
- Bronbemaling
- Bronchitis
- Brongas
- Brongebouw
- Brongod
- Brongodin
- Bronhuis
- Bronk
