Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Brijn

betekenis & definitie

v. en o., 1. (gew.) pekel, zout, zilt of brak water ; — zo zout als brijn, zeer zout; — 2. (stoomw.) het meest met zouten en andere stoffen bezwangerde deel van het kokende water in een stoomketel, dat óf reeds tot zout is overgegaan óf op ’t punt is dit te doen en aan de oppervlakte zich bevindt; — (bij ijsmachines) zoutoplossing.

< >