Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- stuiversblad
- stuivertjewisselen
- stuiverzeep
- stuk
- stukadoor
- stukadoren
- stukbreken
- stukeren
- stukgaan
- stukgoed
- stukgooien
- stukjes draaien
- stukkend
- stukkenrijder
- stukkolen
- stukloon
- stukmaken
- stukmeester
- stukrijder
- stuksgewijs, stuksgewijze, stukswijs
- stukslaan
- stuksmijten
- stuksnijden
- stukvallen
- stukvat
- stukwerk
- stulp
- stulpkooi
- stumper
- stumperachtig
- stumperig
- stuntelig
- stuntvlieger
- stupide
- stupiditeit
- sturen
- Sturm-und-Drangperiode
- stut
- stutbalk
- stutsel
- stutten
- stutter
- stutting
- stuur
- stuurboom
- stuurboord
- stuurkabel
- stuurknuppel
- stuurlast
- stuurlastig
- stuurman
- stuurmanschap
- stuurmanskunst
- stuurmansmaat
- stuurpen
- stuurplecht
- stuurrad
- stuurreep
- stuurs
- stuursheid
- stuurstang
- stuurstoel
- stuurstok
- stuurtoestel
- stuurvlak
- stuw
- stuwadoor
- stuwage
- stuwbekken
- stuwdam
- stuwen
- stuwkracht
- stuwsluis
- stygisch
- styleren
- styliet
- Styx
- sua sponte
- Suada
- suatiekanaal
- suatiesluis
- suaviteit
- sub
- subagent
- subaltern
- subamendement
- subarctisch
- subcommissie
- subdelegeren
- subdiaken
- subdiakonaat
- subdivisie
- subiet
- subject
- subjectief
- subjectivismo
- subjectiviteit
- subjunctivus
- subliem
- sublimaat
