Negende Abt der eertijds vermaarde Abtdije van Egmond, en in den Jaare 1161 tot die waardigheid verkoozen, staat bekend als een man van een heilig en onbesproken leeven, en in welken Graaf FLORIS zo groot vertrouwen stelde, dat hij den Abt na Schotland zondt, om zijne Bruid, de Prinses ADA, dogter des Konings van dat gewest van daar af te haalen, en na Hollend te geleiden. WIBOLD overleedt in den Jaare 1176; hebbende, geduurende zijn Kloosterbewind, zeer onstuimige tijden beleefd, doch altoos zijn gedrag in diervoegen ingerigt, dat hij met den naam van hei1ligheid ten grave daalde.
Zie Annales Egmundani.
WIBRAND
een Zoon van eerlijke Ouderen te Tjum, een Dorp, in Friesland, riet verre van Freneker, bekleedde het Pastoorsampt in het fraaie Dorp Berlikum, aan den gemeenen rijdweg tusschen Leeuwarden en Freneker gelegen, en bouwde aldaar den zwaaren Kerktoren, die ’er, tot voor weinige jaaren, gestaan heeft, en toen, nevens de Kerk, wierdt afgebroken, on plaats ie manken voor eene sierlijke Koepelkerk. DIRK VAN TJUMMARUM , Abt van Lidlum, in den Jaare 1369, overleed en zijnde, wierdt die aanzienlijke waardigheid aan onzen WIBRAND opgedraagen. Geduurende zijn Kioosterbewind kreeg hij, met JAN VAN VERNENBURG, Bisschop
van Utrecht, geschil, over de uitgestrektheid van zijn geestlijk regtsgebied; ’t welk hem noodzaakte, eene reize te doen na Rome: alwaar de zaak in der minne wierdt bijgeleid, niet zonder merkelijk nadeel van het Klooster, ‘t welk de kosten der reize haut moeten draagen. Andermaal vondt WIEBRAND zich gewikkeld in onaangenaamheden, van veel neer naasleeps, gedurende het bewind van den volgenden Utrechtsche Bisschop, ARNOLD VAN HOORN. Deeze, in
oorlog geraakt zijnde met de Hollanders, hadt, ter bekoominge van genoegzaams manschip, onder andere in Friesland eenen Heirvaart doen prediken. Doch de Friezen, geenen lust hebbende om met de Holanders openlijk te breeken, verzetteden zich tegen den Bisschoplijkeii Afgezant.
Bij zijne wederkomst te Utrecht beklaagde deeze zich grootlijks over de weerbarstigheid der Friezen, doch vooral over onzen Lidlummer Abt WIBRAND, aan wien hij inzonderheid de schuld weet van zijne mislukte zendinge, en, diensvolgens, van de ongelegenheid, in welke de Bisschop zich hier door bevond, Deeze, hier over in arren woede ontstoken, liet voorts aan den Abt eenen brief afgaan, waar in hij zijn misnoegen ontveinsde, en hem alleen een bevel zondt, om zich te Vollenhoven; bij hen te vervoegen, voorgevende dat hij hem over zaaken van pronte aangelegenheid hadt te onderhouden. Vreemd is het dat de Abt geenen inval kreeg van eenen heimeiijken toeleg, onder dit opontbod verborgen. Hoe ’t zij, WIBRAND begaf zich na Vollenhoven; doch was ’er naauwlijks gekoomen, of hij wierdt, op ’s Bisschops bevel, in verzekering genomen. Zijne vrijheid kwam hem op een losgeld van tweeduizend Kroonen te staan. Een nieuw en drukkend bezwaar voor zijn Klooster, ’t welk ook deeze sbmme moest opbrengen. Naa zijne wederkomst bevlijtigde zich de Abt, om deeze schade eenigermaate te vergoeden; waar in hij, door het aanwinnen van veele landerijen, ook niet ongelukkig slaagde. Van deezen Abt is nog een brief voorhanden, aan alle Christenen ingerigt, in welken hij hen vermaant tot liefdaadigheid en hulpbetooning, ter herbouwinge van het Klooster van St. ODULF, te Stavoren, ’t welk door een verschrikkelijk onweder en de woede der aanklotzende en overstroomende golven, merkelijke schade hadt geleeden. Het jaar van het overlijden van den Abt WIBRAND is ons niet gebleeken.
Zie WINSEMIUS en SCHOTANUS; als mede, Oudheden en Gestichten van Friesland.
WICHARDUS
van geboorte een Fries, een man van aanzien in zijn Vaderland, als zijnde geweest, in het begin der Dertiende Eeuwe, Abt van het eertijds vermaarde Klooster Bloemkamp, ten aanzien van zijne aloude hoedanigheid al voor lang verdweenen, doch heden ten dage nog bekend onder den naam van Oldeklooster, en in de gedaante eener aanzienlijke Boerderije, een weinig ten Oosten van de Stad Bolsward. Aan deezen Abt wordt de eere gegeeven van het verrijken van zijn Klooster, door het aanwinnen van een goed gedeelte landerijen, met het leggen van Dijken en Dammen tegen de aanspoelende Middelzee, welke zich, weleer, tot hier toe plagt uit te strekken.
Zie WINSEMIUS, Kronijk van Friesland.
WICHEM
een Dorp in Gelderland, in het Rijk van Nijmegen, ruim twee uuren ten Zuidwesten van de Stad van dien naam gelegen. Het Dorp is tamelijk groot, en heeft eene ruime Kerk, doch met het nabuurig Leur eenen Predikant gemeen, die tot de Klassis van Nijmegen behoort. Het Dorp Wichem is vermaard door een aanzienlijk Heerenhuis, weleer gebouwd en bewoond door Don EMMANUEL, Prins van Portugal, gehuwd aan AMELIA, dogter van Prinse WILLEM DEN I, en Zuster van Prinse MAURITS. Het is, in den smaak van den tijd der stigtinge, een pragtig Vierkant Gebouw, ten wiens Dake , in ’t midden, een sierlijke Toren oprijst, en ’t welk, behalven een groot getal Vensters, verscheidene kleine hangende Torentjes op de hoeken heelt. PHILIPS VAN NASSAU, Heer van Grimhuizen, heeft, eenigen tijd, op dit Slot zijn verblijf gehouden.