- Johannes, onderwees de Wis- en Geneeskonst te Bazel, met zeer veel roem, en schreef verscheiden Boeken: als, De Terrae motu; de Sphaera; de Astrelabiis, Annulis Astronomicis. Hij was gebooren in ‘t laatstgemelde Dorp Ackrum, en stierf te Bazel, in den bloei zijner jaaren, Ao. 1563.
Zie ZWEERTH, VALERII & FOPPENS, Bibliotheca Belgica.
- Johannes, broeder van Ruardus, die volgt, wat van geboorte een Fries, en, gelijk eenigen zeggen, een Man van woeligen en onrustigen geest. Hij verliet, (zeggen zij) de Kerk van Wezel, als dezelve, benevens de Stad, in groot gevaar was, om door Spinola te worden ingenomen. Zij voegen, ’er nevens, dat hij, te Deventer, duidelijk deedt blijken, dat het Leeraarampt hem aldaar niet konde worden opgedraagen, zonder de Stad tevens van een kwaad burger te voorzien. Hij scheidde, zo als men elders gemeld vindt, met weinig eere, van de Kerk van Groningen. Te Franeker zou hij geene genoegzame kundigheden hebben bezeeten, tot de plaats, daar hij zig wilde indringen. Eindelijk werd hij Predikant te Haarlem, en droeg zig daar volgens zijne gewoonte, namelijk alles tegenspreekende en bedillende.
Zulk een Karakter wordt hem, in de Kerklijke Geschiedenissen van Uitenbogaart en Brandt, toegeëigend. Schrevelius, in zijne beschrijving van Haarlem, ontneemt hem den lof niet van een Geleerd man, doch schrijft hem mede een oproerigen Geest toe. Doch als zij, die onpartijdig willen oordeelen, deeze beschuldigingen vergelijken, met het geen anderen, en onder deeze Baudart en Trigland, wegens hem hebben aangetekend, zal het blijken, dat ’er, van beide kanten, groote partijdigheid onder liep; doch ook teffens, dat hij een zeer driftig Yveraar tegen de aanhangers van Arminius geweest is; het geen hem, in die tijden, bij de eerstgenoemde Schrijvers gehaat, en bij de laatsten tot een voorwerp van hoogagtinge moest maaken.
Zijn gedrag op het Delfsche Sijnode gaf daar toe wel de meeste aanleiding: schoon wij gaarne erkennen, dat eene al te onbezonne ijver, en een volslagene onverschilligheid, in een Kerkenleeraar, twee gevaarlijke uitersten zijn. De drift tegen hem ging zelfs zo verre, dat man hem vergeleek bij eenen HESHUIZEN, op wien men dit tweeregelig vers gemaakt had:
„Heshuizen waarom zaagt g’u uit vier Steden jagen? Was ‘t niet, om dat gij u oproerig had gedragen?”
Doch deeze vergelijking was oneigen, om dat men Acronius nooit bewijzen kon, dat hij ergens was uitgezet. Ampzing, die zijn Amptgenoot was, roemt, in zijne beschrijving der Stad Haarlem, zijne Geleerdheid en ijver voor de Waarheid. Acronius stierf in ‘t Jaar 1627, en heeft een boek geschreven, over ‘t Recht van Patroonaatschap, enz.
- Ruardus, even als zijn broeder Johannes, mede van geboorte een Fries, en niet min geleerd in de Godgeleerdheid en Taalkunde.
De eerste blijk, die men van zijne verdeediging van de Leere der Hervormden vindt, is zijne disputatie, met Pieter van Ceulen gehouden, welke een ijverig Doopsgezinde te Leeuwaarden was. Deeze Disputatie is te vinden in een Boek, ‘t Protocol genaamd. In ‘t Jaar 1601 was hij Predikant te Schiedam, en gaf aldaar zijne Enarrationes Catecheticae in ‘t licht. Gomarus koos hem, in ‘t Jaar 1609, tot eenen zijner helperen, op de beruchte Haagsche Conferentie. Eenigen tijd daarna, beantwoordde hij het Boek van Uitenbogaart, over ‘t Recht der Overheden. Hij voegde ’er nevens eene Verhandeling over het onderscheid, tusschen ‘t Waereldlijk en Kerklijk recht, zeven Eeuwen achter een in agt genomen. Hij was een der eersten, die zijnen naam stelde onder het Tegen-Vertoog, aan de Hoog Mog. Heeren Staten tegen de Remonstrantie van 1610, opgedragen. Eindelijk was hij een Lid der Conferentie, Ao. 1611. Zijne Afbeelding gaat in prent uit.
- Johannes als Proponent beroepen te Velp en Rozendaal, 1621; te Wageningen 1627, alwaar hij, in den jaare 1648, oyerleedt.
- Ruardus, anders Ruardus Ambrosius Lucaszoon werd Predikant aan de Koog, 1642; 1644 te Bergen; 1659 te Schellinghout, en stierf aldaar Ao. 1669.
- Gellius, deezen naam vindt men onder den beruchten brief, door de Friesche Predikanten, in ‘t Jaar 1587, aan de Koningin van Engeland gezonden.
Zie BRANDT, I. Deel, bl. 723.
- Daniël, heeft, in 1651, eene Historie der Steden beschreven, die te Francfort gedrukt is.
KONING Biblioth. Vetus & Nova.